De mooiste man die in Leuven rondloopt is een 80-plusser. Hij draagt graag een zonnebril, ook een rode sjaal en vaak een witte hoed. Het is een artiest, denken de meeste mensen, of een professor, zeggen anderen. Alleszins een filosoof, dacht ikzelf, een wijze heer die zijn klassiekers heeft gelezen en zijn dagen vult met kunst, zijn nachten met muziek, een erudiete kerel die een voltijdse levensgenieter is geworden, met aan elke vinger een schoon lief. Het was gokken en gissen omtrent dat nobele maar toch ietwat raadselachtige heerschap.
Tot hij zelf de ban brak en naar buiten trad, hij stuurde een boodschap, langs messenger nog wel. Die ouwe jongere zat doodgewoon op FB. Hij had mij blijkbaar een paar keer gespot op straat, met mijn ravissante partner, dat waren zijn eigenste woorden. Tja, dat was slikken en ook wat schrikken, want de grote incognito wijsgeer had gesproken, hij was van zijn anonieme troon gekomen. Toegegeven, wij waren lichtjes vereerd.
Onze stadsridder, die ik hier de naamtitel geef van Filibert van ‘t Veldeke, leek mij al bijna twee decennia te kennen. Hij wist mij wonen en was op de hoogte van mijn romantisch palmares, aan de hand van diverse passages met wisselende dames in de stad. Tot ik de grote liefdeslotto won. Proficiat, klonk het uit zijn messenger-pen, u heeft een exquise smaak, schoonheid is de reden van ons bestaan, u maakt inderdaad dat statement waar met uw dame. Mister Filibert was precies een dichter. Zoals ik zelf was geweest, naast woordstoker, taalpiraat & tekstvechter.
Begin jaren 2000 had ik een vrij spraakmakend blog op Skynet, het trok op zijn hoogtepunt een 1000-tal lezers per dag, waarvan de meesten fervente tegenstanders waren. Dat had ik graag, mijn talig vak bestond uit jennen en provoceren, het was wat men toen noemde: een shock-blog. Ik genoot van een niet geambieerde bekendheid in de regio. Er volgde zelfs een interview op een lokale TV-zender, ik mocht een tekst voorlezen op StuBru en er werden t-shirts verspreid met mijn naam erop, om te spotten of te supporteren, de nuance was dun. Zo groot en heftig was de commotie. Ik was een man met een hobby, en ik stopte even plots als ik opgedoken was in dat nieuwe medium, vóór FB. Meneer Filibert volgde me al in die turbulente periode, hij kende me dus.
Toch wat onthutsend, ik werd 20 jaar terug gekatapulteerd door deze onverwachte confrontatie met een oude getuige van mijn guitige bokkesprongen en krolse schavuitenstreken in de blogwereld, die toen als de internet-arena bij uitstek gold om te pronken (bij de vrouwen) en te seksualiseren (hou van mij). De taal ging vaak met mij aan de haal, ik was onderdanig en liet me gaan.
Filibert van ’t Veldeken kan dat nog beamen.
Daarom wou ik onze grijze stadswijze persoonlijk ontmoeten, samen met mijn geliefde die niet minder nieuwsgierig was dan ikzelf. Ondertussen liep de conversatie via FB een eindje verder, meneer Filibert strooide rijkelijk met bon mots, uittreksels uit gedichten en citaten uit de wereldliteratuur. Ik moest op de tippen van mijn tenen staan om dit niveau aan te kunnen.
Die man beschikte over een artistieke en intellectuele elegantie die even flamboyant als amusant was, hij maakte zichzelf daarbij zo klein mogelijk: hij was het bedeesde en beduusde jongetje op de speelplaats gebleven. Een formulering die ons uiteraard bekoorde in deze tijden dat bescheidenheid niet meer van de wereld is, zeker niet in de leeghoofdige sector van kunst & cultuur waar woke nu als het hoogst mogelijke wordt beoogd.
Nathalie besloot hem te inviteren, voor een privé rendez-vous, een tête-à-tête op een terrasje in onze stad. Ik mocht er bij zijn, als liefste maatje en beste minnaar van mijn vrouw. Je weet maar nooit met zo’n overjaarse adonis, welke streken haalt dat uit met een mooie tafeldame?
Onze virtuele vriend reageerde enthousiast, hij was gecharmeerd en geflatteerd, alhoewel zwijgen hem zoveel beter lag dan spreken, zei hij. Om kort te gaan, hij sloofde zich uit in een zulkdanige cryptische taal dat wij tussen de regels detecteerden dat hij de invitatie afsloeg. Hij was te verlegen en keek te veel op naar ons en was zelf maar een onbenul. Dat was ongeveer de teneur van zijn omslachtige afwijzing. Onbegrijpelijk voor ons, wat een anti-climax, een seigneur die met zoveel zwier door het leven stapt, die grapt en grolt en dolt met poëtische taal en ongelooflijk ad rem kan reageren – althans op papier – maar in de realiteit meteen op de rem gaat staan. Was dit dan de man die enkel consequent werkte aan zijn mythe? Een attitude die wij zelfs willen appreciëren, maar niettemin had hij ons fameus op het verkeerde been gezet. Serieus afknappertje.
Achteraf bekeken is het een fenomeen dat wij, sinds we een koppel zijn, wel vaker meemaken. Mensen vinden ons zeer attractief, denken dat wij zonder meer plezant zijn of interessant om mee te zeveren en te lachen. Voor een stuk gaan wij daar in mee, maar wij hebben ook een mening. Achter de uiterlijke blits schuilt steeds een kwetsbare binnenkant, wij hebben allebei het leven – met zijn volle gewicht van tragiek en dood – over ons heen gekregen en dat dragen wij mee. Dat leggen wij, indien het past en zo nodig, ook uit. Wij evolueren op geen enkele manier in een uitsluitend kunstmatige wereld, wij ogen misschien een tikkeltje sexy, maar zijn verdomd realistisch. Dat spreken wij onbeschroomd in woorden uit en dat gaat soms storen. Dat is mijn hypothese voor het veto van Filibert van ’t Veldeken tegen onze nadere kennismaking.
Wij lijken opeens te echt, alsof wij een bedreiging worden…
Er bestaat een soort van mensen dat sneller gaat wankelen naarmate ze van dichterbij worden benaderd met zware varianten van de realiteit. Hun gesoigneerde imago wordt dan aangevallen of hun opgemaakte ego wordt belaagd met tegentaal, van een paar (zoals wij) dat verondersteld wordt van enkel te swingen op de catwalk van het leven. Niks is minder waar.
Wij zijn vrij en vrolijk achter een gordijn van diepe ernst en stil verdriet. Onze façade is harde waarheid: blijven lachen en de blik op posiviteit, maar wij zijn geen goedkope handelswaar om mee uit te pakken in de stadsbazaar. Frivoliteit en jolijt komen pas na eerlijkheid en integriteit.
Het volk – zeker de zelfverklaarde noblesse – dat een lege etalage nodig heeft, is bij ons aan het verkeerde adres. Leg af die maskers en grimassen, toon gewoon wie ge zijt en citeer uzelf in plaats van dode idolen. Het bestaan blijft een strijd, maar overleven kan ook met fierheid en met trots, op de eigen kleine manier. Weer de grote woorden, lever geen show alsjeblief.
Wie toch wil doorgaan met spelen, moet ook op de planken durven staan. Wij beloven graag applaus voor wie standhoudt op een podium voor een levend publiek (wij twee!), niet voor de souffleur achter de coulissen. Bedenk beter zelf je teksten, beste Filiberke.