Mijn tante Anna uit Baalrode leek wel voor het ongeluk geboren. Was het omdat ze als enige van de zusjes Roelkes een wilder profiel had? Ze was uiterlijk brutaler en radder van tong, ze had een vranke blik, ze keek de streng katholieke plattelandsmoraal recht in de ogen. Een pastoor moest haar de les niet komen spellen, macho mannen nog minder, ze koos zelf haar minnaars , trots en vrij-gevogeld. Maar dat gunde de naoorlogse wereld haar blijkbaar niet, als jong volwassen vrouw deelde zij ongenadig in de klappen.
Ze versleet meer lieven dan gepermitteerd was in die tijd, ik heb de zwart-wit foto’s uit haar collectie nog mogen bekijken: beetje uitdagend liggen poseren in het gras met naast zich een jonge soldaat of een flinke boerengast, soms met twee tegelijk. Tja, tante was een begeerlijke brok, een lekker stuk, seks hing in de lucht. Maar daar gaf ze me geen uitleg over, mijn ogen kregen meer te zien dan mijn oren mochten horen. Ik vulde mijn zakken verder met zinnelijke fantasie. Ik bleef in mijn kinderjaren wel haar nabije vertrouweling. Ook toen ze trouwde met mijn stoere nonkel Jos, een blonde boerencowboy uit Bets, bleef ik aan huis komen bij het meest blitse paar uit de fifties in Baalrode. Ik werd vertroeteld als hun vervang-kindje, want hun eigen kinderwens ging niet meteen in vervulling. Tante kende miskraam na miskraam, met mijn klein verstand kreeg ik geen vat op al die doodgeboren baby’s, soms leefde er eentje twee dagen of net iets meer. Ik kan me nog een paar kindergrafjes herinneren op het oude kerkhof in Baalrode, samen met tante ging ik er bloemetjes leggen. Ik weet nog dat zij inwendig weende, droge snikken, verstikte keel. Zij neep in mijn klamme hand, ik keek verlegen.
Na jaren blijven proberen – nonk was een onverbeterlijke liefhebber van haar lijf en leden – werd er toch een gezond kindje geboren: de krullenbol Wim. Anna en Jos konden hun geluk niet op, maar mooi toch: voor mij bleef er een plaatsje bij hen aan tafel, ik werd bijna behandeld als hun eerstgeborene. Ik hielp tante met de pisdoeken en de papfles, al zal het wel onhandig geweest zijn. Met nonk mocht ik zelfs mee op staminee, in zijn Volkswagen kever zat ik fier vooraan, ik keek mijn ogen uit op het kegelspel en het hanenvechten, ik dronk cola bij de vleet en smoste zijn auto vol met gesmolten chocola en brokkelige chips. Ik was zijn maatje, én de toeverlaat van tante: als ik mee was op café, was zij geruster in de tijdige thuiskomst van haar soms erg dorstige man. Ik voelde me integraal deel uitmaken van hun knus gezinnetje, ik raapte mee het geluk op.
Tot de zon plots onderging, een onweer stak op, het werd donker. Nonk vertrok minder vrolijk naar de fabriek, hij kwam bedrukter thuis. Ik liep hem nog wel kinderlijk blij tegemoet als zijn werkbus toekwam, maar zijn pas was slepend geworden, zijn stappen aarzelden, hij kromp soms ineen, zijn buik speelde hem lelijk parten. Om kort te gaan, nonk was 35 jaar en getekend door een vieze kanker. Het was meteen het begin van het einde, hij leefde op karakter nog één jaar dapper door, met vallen en opstaan, maar bleef toen liggen: de dood kroop voorgoed in zijn afgetakeld lichaam, hij stierf op zijn 36ste. Een bonk van een kerel, een plattelandsgod, stapte op. (zie de akelige parallel met mijn zoon Vincent: steeds sterk en kerngezond geweest, maar eveneens heengegaan op zijn 36ste levensjaar).
Onuitwisbaar staat in mijn geheugen gegrift hoe ik samen met tante mee naar Leuven mocht rijden of… moest, het was minstens op haar verzoek. In diezelfde gammele Volkswagen kever zat ik stil en bedremmeld naast haar, we gingen op bezoek bij nonk in de Sint-Rafaëlkliniek. Uit mijn ooghoeken zag ik weer hoe ze geluidloos snikte, ze was een grauwe vrouw geworden, haar blik zag nog nauwelijks het verkeer, ik attendeerde haar op tegenliggers en de voorrang van rechts, met mijn 10 jaar was ik tegen wil en dank haar redder op de blinde weg.
Toen nonk definitief vertrokken was – ik mocht niet mee, dat zei hij immer gekscherend nog op zijn sterfbed – zat ik bij tante thuis in de living terwijl de begrafenisplechtigheid plaatsvond. Zij was zelf niet in staat geweest om er op aanwezig te zijn: zo gebroken was ze. Ik werd door de familieraad afgevaardigd om bij haar te blijven – dat klinkt nu wat onbegrijpelijk, ook voor mij – ik zie de mensen nog in stoet het erf opkomen, hoe ze allemaal in tranen mijn tante begroetten, ik zat er bij en gaf haar telkens een droge zakdoek aan. Ik kreeg een rol toebedeeld die me oversteeg, maar ik dacht aan nonk en dat gaf me moed: ik beeldde me in dat hij zag hoe flink ik was. Ik ontfermde me ook over de kleine Wim, 4 jaar en vaderloos.
Met mijn tante is het dan later nog niet zo slecht afgelopen, ze kreeg zelfs een hoop voorspoed in de schoot geworpen. Die schoot werd ook rijkelijk bevrucht door een nieuwe en erg nette man. Hij schonk haar drie gezonde dochters, waarvan de eerste voortijdig geboren werd, in de zin van: het kindje kwam al piepen toen nonk nog maar een dik jaar overleden was. Baalrode stond op zijn kop over zoveel slecht geplande vruchtbaarheid, in onze familie sprak men schande, weliswaar met gedempte stem, wat achterbaks, want het waren vooral geen slechte katholieken, eerder vrome non-erotiekers. Het geluk van de buik was in hun ogen een kruis.
Zo gebeurde het dat niemand het kerkelijke peterschap wou opnemen van de nieuwe (als illegaal geïnterpreteerde) baby. Ik had net mijn plechtige communie gedaan.
Men wees mij aan, ik was 12 jaar. Ja… zei ik aarzelend.
Onzeker maar ook trots stond ik naast de doopvont. Daarmee nam ik een enorme voorsprong op mijn latere volwassenheid. Het bleef een onduidelijk gegeven, ook voor mijn petekind. Ik was te jong, dat ben ik altijd gebleven, verwarrend voor haar, tot op vandaag. Onze familiewegen liepen uiteen. Exit peter.
De nieuwe nonkel (Jan) was een waardige vervanger van mijn afgestorven nonk, met tante behield ik die stille en loyale band. Zij bleef een gehavende vrouw, ze kon lachen terwijl het wenen haar nader stond. Ze was levenslang trouw, aan haar twee mannen.
Over hetzelfde thema heb ik reeds geschreven in ons boek Testament van Taal 2020, het betreft de hoofdstukken Kronkelingen 3/8/20, Nonkels 4/8/20 en Tantes 7/8/20, ook chronologisch terug te vinden op ons blog.
Hartverwarmend❤
Onze warme dank Jos!