Dit is mijn 68ste column van 2022, dit jaar werd ik 68. Ik voel me ook een kind van de sixties, meer bepaald een puur product van het magische jaar 1968, toen de flower power in zijn vredevolle hevigheid losbarstte. Toch viel de summer of love een jaar eerder, namelijk in 1967, uiteraard is dat liefdevolle jaar verbonden met mijn eeuwige geliefde, raad maar waarom.
In de late jaren ’60 gold het motto make love, not war. Daar heeft mijn generatie ook letterlijk naar gehandeld, wij zijn er in geslaagd van geen enkele oorlog hier te lande mee te maken, noch te veroorzaken. Of dat helemaal onze hoogsteigen verdienste was, laat ik buiten beschouwing, maar in alles wat de lijfelijke liefde aanging waren we absolute voorlopers. Wij hebben zelfs niet kunnen kiezen om libertijns van aard te zijn, het was gewoon de tijdsgeest. Wij dreven op een golf van erotische vrijheid, seks stond gelijk aan experimenteren. Wij deelden onze diepste intimiteit met zielsgelijken, we wisten niet beter en we genoten ook. Jong zijn was in die tijd een niet te stoppen orgastisch feest, we gingen ongegeneerd uit de kleren. We deelden ons naakte lichaam met ieder gelegenheidslief en ontvingen gratis de climax, keer op keer. Dat was toen geen probleem maar gewoon de gehanteerde zeden van die zwoele tijd. Tot in de late jaren ’70 en zelfs de vroege jaren ’80 werd er verder gerollebold en vrolijk gerampetampt. Zo verliepen onze jonge jaren, zo ving het begin van onze volwassenheid aan. We waren vrije vogelaars, het huwelijk maakte daar zomaar geen eind aan. Monogamie tussen man en vrouw stond niet per definitie op ons trouwprogramma.
Ik maak deze zedenschets van dat voorbije tijdperk opdat mensen van nu zouden weten dat wij geen seksuele barbaren waren.
Wij dreven op een golf van hypererotiek, wij waren libertijnen zonder daarvoor te solliciteren, soms tegen wil en dank.
Het ging niet om het lidmaatschap van een club, maar om de sociale indoctrinatie van liefde die anders werd gedefinieerd.
Hoe zou ik dit achteraf moeten veroordelen? Ik werd groot in een maatschappelijk klimaat waar gevoelens voor vrouwen überhaupt getoetst werden aan (op zijn minst) pogingen tot copuleren.
Mijn eerste echtgenote was daar best tevreden mee, ze nam uitbundig deel aan wat we nu losbandigheid zouden noemen. Geen hoogtepunt was haar te veel, met twee of meer, met een (andere) man of vrouw, als het maar plezierde en swingde. Ze poseerde en ze exhibitioneerde, alles weliswaar binnen de wettelijke regels, maar met volle overgave, geile begeerte was en bleef onze leidraad. Akkoord, ik genoot, maar ik wist ook: dit is een erotische springplank, de enige mogelijkheid om onze echtelijk verbintenis in stand te houden. Wij waren te jong en te onbezonnen getrouwd, de lusten van ons lijf waren plots ons enige redmiddel, in ons hart stonden wij naakt tegenover mekaar. Naast de seks en de experimenten was er aanvankelijk geen raakvlak.
Zo werden wij ouders van een kind, dat zeer gewild was en nog meer door ons beiden bemind, maar de betrachte harmonie hebben wij nooit bereikt. Onze vrije seksuele moraal bleef een makkelijke nooduitgang, om de spanning weg te nemen, de onderlinge wrevels te kanaliseren, om bij mekaar te blijven en onze zoon een serene thuis te geven. Dat lukte dus. Met dank aan alle openingen die wij mekaar boden, ik was van nature gulziger en uitbundiger, zij deed liever dingen in stilte of in het geniep.
Ik gaf haar steeds mijn zegen, ze mocht alles uitproberen, geniet zei ik. Zo leidde ik zelfs haar hitsige nieuwsgierigheid tot bij haar nieuwe vriend. Ik woonde reeds maanden alleen, maar ik deed aan huwelijkse nazorg.
Het was niet meteen mijn probleem dat die man thuis getrouwd was met een andere vrouw. Ik initieerde mee het decennium van hun overspel.
Maar waarom klap ik hier zo verschrikkelijk uit de intieme biecht? Omdat ik, enkel ik, de volle lading heb gekregen omwille van deze ‘speciale levenswijze’. De weduwe van mijn overleden zoon heeft dit als kapstok gebruikt om mij te slaan en te geselen, om een vuile karaktermoord op mij te plegen. Zij wou een tweede dode, zo zoon zo vader. Mijn eigen familie volgde haar, slaafs en onderdanig, beschaamd en verlegen om wat zij van mijn ‘foute zeden’ uit dat verre verleden dachten. Mijn moeder zaliger, mijn zuster en schoonbroer, ze liepen allen in het gewillige gareel om mij af te vallen en… om mijn gewezen vrouw op te hemelen, die even (zogezegd) lichtzinnig was geweest, een libertijnse nimf, maar nogmaals: geniepig en in stilte.
Ik zou dit wrange verhaal liever definitief begraven hebben, want al wat raakt aan wraak is laakbaar. Maar mijn verondersteld verkeerde moraal wordt heden tegen mij ingezet om me de toegang tot mijn kleinkindjes te ontzeggen. Dat wreedaardige veto wil ik bevechten met de ware kijk op een realiteit waar ik niet alleen aan participeerde, we waren met ons twee. Om te noteren graag. Ik bied het gratis aan, alsjeblief advocaten van de hele wereld.