We zijn onlangs naar de Meeting van Mon in Kessel-lo geweest, een topevenement van de Vlaamse atletiekkalender.
Ik kon mijn geliefde tegelijkertijd laten zien op welke plek ik jarenlang mijn trainings- en wedstrijdzweet had gelaten. De piste was nog vlekkeloos rood gekleurd, in mijn verbeelding was ze in bloed gedrenkt, want lopen is snoeihard afzien. Toch was me na zoveel jaren vooral de schoonheid bijgebleven, het serene groen van het middenplein, de totaal witte omkadering, de haast sacrale concentratie van de atleten, de tomeloze inzet van trainers en bestuurslui, de uitgepuurde prestaties, alles ademde naar sportextase.
De meeting is genoemd naar Mon Vanden Eynde (1924-1989), gewezen docent aan het Leuvense Sportkot en een pionier in de atletenbegeleiding door zijn vernieuwende trainingstechnieken. Professor Mon voerde reeds van in de jaren ’70 de methode van trainen op basis van de hartslag in, nu klinkt dat vanzelfsprekend, in die tijd was dat revolutionair. Hij was de sobere maar grote man achter een paar gigantisch goeie lopers, onder wie minstens drie Vlaamse atleten met wereldfaam: Gaston Roelants, Miel Puttemans en Ivo Van Damme.
Om die laatste vedette te herdenken werd de Memorial Van Damme in het leven geroepen.
Deze atletiekmeeting is reeds meerdere decennia de absolute nummer één in de wereld.
Ivo verongelukte eind december 1976, op een Zuid-Franse snelweg, hij werd slechts 22 jaar. Voor het ongeval werd nooit een aannemelijke verklaring gevonden. Was Ivo verblind geweest door de zon, opgejaagd door de mistral of weer eens verstrooid bezig met de eigen aangekondigde glorie (of megalomanie)? Had hij zijn ego opgefokt met substanties andere dan gewoon wat straffe koffie? Zijn geloof in zichzelf en zijn looppotentie was compleet on-Belgisch. Het maakte zelfs de ware kenners onwennig, vandaar de verdachtmakingen. De roddels legden het tenslotte af tegen de legende van de man. Later volgde een standbeeld in de media.
Datzelfde jaar 1976 had hij tweemaal Olympisch zilver behaald in Montreal, zowel op de 800 meter als op de 1500 meter, hij was van onvervalste wereldklasse. Ik heb bij Daring Club Leuven Atletiek (DCLA) later nog verscheidene mensen gesproken die Ivo persoonlijk hadden gekend. Niet weinigen vonden hem ne stoefer of een dikke nek. Feit was blijkbaar dat hij niet echt bescheiden van aard was. In de aanloop naar die Olympiade in 1976 bazuinde hij overal uit dat wie hem daar wou kloppen, meteen een wereldrecord moest lopen. Boven zijn bed hing hij een post-it op met de tijd die hij zelf ging neerzetten op de 800 meter: 1 minuut 43 seconden 8 tienden. De zogezegde blasé atleet liep… exact die tijd: 1.43.86. Gouden medaille winnaar Alberto Juantorena brak het wereldrecord. Voilà.
Minder geweten is dat Ivo Van Damme nog een carrière bij de Rijkswacht had geambieerd. Hij wou aanvankelijk in de voetsporen van zijn vader Kamiel treden, de latere brigadecommandant in Veltem-Beisem. Ik was een leeftijdsgenoot van Ivo en kwam luttele jaren na hem in diezelfde opleiding terecht. Toen deed daar een raar gerucht de ronde: Ivo was er buitengesmeten wegens compleet onhandelbaar, hij zou zelfs ten onrechte van een diefstal zijn beticht, kwestie van een kapstok te hebben om hem te treffen. Mijn gewezen sportdokter SVDB, een destijdse dorpsgenoot van Ivo, heeft me die versie bevestigd. Volgens hem was de jonge Van Damme een even gekke als geniale kerel, lichamelijk hoogbegaafd maar niet gemaakt om braaf door het bestaan te stappen. De rest van het verhaal is een raadsel gebleven, de blitse wereldtopper met de wilde looks van een anarchistische hippie ging plots dood, hij botste tegen de vangrails (zonder vangnet) van het leven. Hij speelt sindsdien de hoofdrol in zijn eigen blijvend mysterie. Ik heb nog dikwijls opheldering willen vragen aan kameraad SVDB, maar die gaf plotseling verstek, een geliefde verliet hem en hij slikte een overdosis pillen. Was medicatie het verdoken geheim en soms een eindoplossing in Veltem-Beisem? Als kleine schrijver zwijg ik hierover voortaan.
Het trieste relaas van dokter SVDB kan u nog nalezen op ons blog onder de titel Zelfdodingen van 14 augustus 2020.
Het betreft het personage Karel. Het stuk is eveneens opgenomen in ons boek Testament van Taal.
In de periode kort na het heengaan van Ivo Van Damme mocht ik kennis maken met zijn opmerkelijke pa Kamiel.
Die robuuste man, een gewezen bokser en ongelooflijke fantast (plus geboren dronkenlap), was in die late jaren ’70 de grote baas bij de kleine rijkswachteenheid van Veltem-Beisem. Adjudant-chef Van Damme was evenwel een meer dan hartelijke kerel, hij liep over van levenslust en enthousiasme. Hij omhelsde me net niet als ik binnenkwam in zijn privé kantoor. Toch een wat rare en opvallende dynamiek voor de vader van een zoon die nog maar een paar jaar was overleden. (Ik weet vanuit de persoonlijke tragiek in mijn leven waarover ik spreek). Verwarrend toch.
Enfin, Kamiel droeg zijn publieke geheim mee, hij tankte zijn permanente vrolijkheid uit de sterke drank. Hij heeft me meer dan één keer ten burele een straffe druppel aangeboden, met bloeddoorlopen ogen en een dubbele tong.
Zijn bazen lieten hem begaan, hij was de papa van een gestorven icoon.
Bij de overhandiging van de lintjes en eretekens op de Memorial was ik niet de enige die zag hoe Kamiel wankelde. De man bleef echter lachen, tegen wil en dank volhardde hij in de openlijke ontkenning van zijn lijden. Met steeds die gebeitelde grijns in zijn geteisterde bokserskop, ik denk dat hij diep in zichzelf het leven verachtte. Maar hij had een rol te spelen, dus hij bedronk zich. Dat was de keerzijde van de medailles (die hij flamboyant uitreikte), zijn pijn die hij constant bedwong met alcohol. Deontologisch, uit hoofde van zijn kaderfunctie bij de rijkswacht, was het extreem onverantwoord en zeker niet te pardonneren. Maar Kamiel leefde op extravagante wijze door, hij nam fier (en op zijn manier erg consequent) de erfenis over van zijn wonderbaarlijk trotse zoon Ivo.
Ik was in die tijd veel te jong om hem te begrijpen, zelfs nu twijfel ik nog. Niks is wat het lijkt, zegt mijn geliefde altijd. Maar zat er misschien een geijkt patroon in het lijdenspad dat liep van vader naar zoon? Was het verlies reeds genetisch ingebakken in de ziel van het winnend team… dat zij finaal niet waren? Het is een schoon mysterie, zelfs de dood krijgt hier niet het laatste woord. Het leven blijft vaak een open vraag, geeft geen antwoorden, noch vandaag noch morgen, na een vage aankomst zonder winnaars.
Omdat alcohol het beste bewaarmiddel is, ook voor blitse helden op het kerkhof, blijft de vader lachen naast en naar zijn straffe zoon. Het waren twee indrukwekkende mensen, ik besluit met imperfect respect. Het voordeel van de twijfel.