Onlangs kwam ik een oudere dame tegen in de stad die me vaag bekend leek. Zelf wierp ze een schuwe blik op mij, zonder enige begroeting evenwel. Ik had niet de spontane moed om haar aan te spreken, je weet maar nooit in welk gênant gesprek we verzeild waren geraakt. Het was misschien een gewezen minnares die me als jonge bleekscheet een paar knepen van het vak had geleerd. Statistisch en geografisch had dat gekund, zeker gezien haar te opvallende schichtigheid, zelf rook ik de onraad van herkenning.
De navlammende sporen van testosteron en hormonen lopen mee met alle leeftijden. Ik heb haar nog even achternagekeken, ze bleek in het gezelschap van een jongere vrouw en een klein meisje, waren het de drie geslachten op stap?
Later op de dag kreeg ik plots een helder inzicht in dat voorbijflitsende trio, het ging om dametje Els. Ze was waarschijnlijk op wandel geweest met haar dochter en kleindochter. Ik herinnerde mij Els (opeens beeldrijk!) als een betere jeugdvriendin, zeg maar een van mijn eerste liefjes.
We experimenteerden met wat wij hielden voor seks, van het woordje erotiek hadden we zelfs nog niet gehoord. Het was een gepruts van jewelste, maar in dat late hippietijdperk vonden wij dat we er bijhoorden. De asblonde Els leek me toen een look-a-like van de psychedelische folkzangeres Joni Mitchell. Tot hier onze puberromance. Ze verdween geruisloos uit mijn leven, ze zocht haar geluk zelfs in communes, tot in Katmandu liepen haar wegen, besprenkeld met hallucinerende producten en overdosissen vrije liefde. Raar maar waar, een paar decennia later kwam ik haar als proper burgermannetje terug tegen, zij was nog steeds de wilde en ongetemde, de ongeremde non-conformiste… die weer als één blok viel voor mij, en de aantrekkingskracht was wederzijds.
Els was ondertussen wel volbloed communiste geworden, dat was minder mijn ding, maar voor wat bandeloze seksuele strapatsen schakelde ik graag op politieke blindheid over. Tot het hard stuk knalde, ze vond me toch te bourgeois, eigenlijk verloste ze mij van een te wijde spreidstand op een ander relationeel domein. Ik zag haar nog met mondjesmaat terug, tot die allerlaatste keer: we zaten rustig te keuvelen in haar tuin, als zus en broer, toen die verpletterende bekentenis kwam: ze leed aan een ongeneeslijke kanker, het virus had zich onbeheersbaar uitgezaaid, ze was zelfs medisch uitbehandeld. Ik was sprakeloos, maar zij troostte mij, met volgende onsterfelijke woorden: misschien sterft gij nog voor mij, leef in het nu lieve jongen, we zijn er allebei nog, pluk de dag, dat doe ik zelf ook.
Die laatste confrontatie bij haar thuis is zeker 6 jaar geleden, Els is dus niet overleden, ze loopt rond in de stad met haar naaste familieleden. Langzaam begin ik alles te begrijpen, dankzij een paar schaarse maar veelzeggende mails die ik van haar nog ontving, met steeds datzelfde kernthema: bepaal zelf je leven, luister niet gedwee naar dokters en psychotherapeuten, volg je intuïtieve pad dat via je buikgevoel naar je hartspier loopt, en laat je kwieke en vitalistische hart je wakkere hoofd aansturen, word de eigen baas van je ratio, in plaats van het omgekeerde: de makke onderdanigheid aan de zogenaamde wetten van de mensen die het altijd beter weten, inclusief de geneeskunde. Dat deed me nadenken, met al mijn respect voor de medische wereld. Er is misschien meer onder de zon dan de simpele logica van het lichaam, er woont in ons ook een geest: dat is een formidabele motor.
Zo beland ik bij mijn gewezen schoolmaatje en actuele FB-kameraad Kris aka Kit Wollants. De man overwon een hoop kankers, waarvan een paar terminale, maar hij leeft weer sprankelend, en er is zelfs meer: hij werd volledig genezen verklaard.
Ik citeer in bovenstaand verband graag uit zijn traktaat De metafoor van de spoorwegen, wat wel eens de sleutel tot zijn succes zou kunnen bevatten.
Even een greep uit de argumentatie, zijn bewijsmateriaal:
Wij zijn de bestuurders van ons biologisch functioneren. Het impliceert dat de trein van het ziekteproces kan bijgestuurd worden, op voorwaarde dat de nadelige ‘wissels’ worden geblokkeerd ten gunste van de voordelige. De wissels bepalen welke kant de trein op rijdt. Die worden naar mijn mening bepaald door toevallige, externe omgevingsfactoren, die ik eerder heb beschreven als de ‘psychische randcondities’ (leefstijl, stressfactoren, invloed van de omgeving, psychisch welbevinden enz.). De invloed van externe omgevingsfactoren (waarbij psychische mechanismen volgens mij zwaar worden onderschat) zijn dus zowel bij de ontwikkeling van de pathologie als bij het genezingsproces belangrijker dan de genetische voorbestemming.
Daar word ik stil van. Ik ken dus twee onwaarschijnlijke overlevers uit mijn (min of meer) onmiddellijke omgeving die als het ware uit de dood zijn opgestaan, enkel en alleen op basis van een onwrikbaar geloof in de ongelimiteerd helende kracht van de geest.
Ik word nog stiller als ik aan mijn overleden zoon denk, Vincent (1981-2018) was een jongen met een ijzeren gezondheid en een stalen karakter.
Zo heb ik hem gedurende 30 jaar van zeer nabij mogen meemaken. De laatste 6 jaar van zijn leven bracht hij door in zijn eigen gezinsverband, als de fiere jonge papa van zijn twee kleine meisjes.
Met de geboorte van die lieve kindjes was zijn grootste levenswens in vervulling gegaan.
Maar net dan slaat het noodlot toe, een bliksemschicht vanuit het niets, onmiddellijk de zwaarste graad van ziekte, niet meer te behandelen. Op minder dan 10 maanden tijd was hij definitief vertrokken, tot onze helse verbijstering en onze immense pijn.
Vincent was gans zijn leven een ongelooflijke vechter geweest, hij bezat zoveel meer karakter en wilskracht dan aanleg of talent.
En toch bezwijkt hij onder die ogenschijnlijke fataliteit van een moordende kanker. Kan dat zomaar?
Mijn retorische vraag: welke zijn die clandestiene krachten geweest waartegen hij niet meer heeft kunnen vechten? Was zijn van nature berensterke geest zo vermorzeld geworden dat zijn verweer helemaal op was, dat hij lamgeslagen voor de dood koos? Waarom maakte hij (machteloos) rechtsomkeer en raakte hij op het tegengestelde levenspad van Els en Kris?
Mijn echtgenote en ikzelf hebben een voorzichtige hypothese, die beaamd wordt door een paar intimi van Vincent (ze wisten blijkbaar zoveel meer dan wij). Wij spreken ons voorlopig niet verder uit, want de hakbijl van bepaalde instanties blijft dreigen.
De data worden wel verzameld, dat is straf materiaal voor de dag van het laatste oordeel. Dan zullen wij verlost worden door een spectaculair geval van immanente rechtvaardigheid. Deze zekerheid stelt mij in staat om stokoud te worden, aan de zijde van mijn lieve vrouw. Onze karakteriële vermogens ( de ‘psychische randcondities’ van maatje Kit) vormen een krachtbom. Op het punt waar Vincent begaf, rapen wij hem postuum op, met onze hulp wordt hij gerehabiliteerd. Zijn twee dochters zullen het geweten hebben.