Drie maanden nadat mijn zoon Vincent (36) op 3 september 2018 overleed aan een fatale kanker, kwam student Sanda Dia (20) noodlottig aan zijn einde. Vincent was kansloos, haast terminaal van bij de eerste diagnose, Sanda was het slachtoffer van een wreedaardig doopritueel. Je bent 20 jaar en je sterft onder de kots en de pis, met een vieze vissoep in je maag. Vincent mocht nog waardig sterven, Sanda moest creperen als een mishandeld beest, zijn menselijkheid werd hem afgepakt.
Studentendopen zijn een fenomeen dat reeds meer dan twee eeuwen oud is. Zonen van de betere burgerij verenigen zich aan de universiteiten in exclusieve clubjes die voor een militant traditioneel gedachtengoed staan. De leden van de studentenclub Reuzegom waren meestal van Vlaams-nationalistische huize. Vlaanderen schaamt zich, maar niet hun doofstomme politici.
Het proces over de moorddadige doop is momenteel afgelopen, het vonnis volgt eind mei 2023. Er wordt nu luid geroepen en getoeterd over de fatale groespdynamiek waaruit de dodelijke excessen zijn ontstaan. Dat is natuurlijk een excuus om de daders van hun individuele schuld vrij te pleiten, zij waren zogezegd aangedreven en gestuurd door een fatale logica. Zulke uitleg hebben we precies nog gehoord in de geschiedenis. Alsof het eigen geweten zomaar kan uitgeschakeld worden, we draaien gewoon de knop om en geven ons over aan de barbarij.
Na het begaan van de beestachtigheden, inclusief foltering en moord, worden we terug beschaafde burgers.
En dan horen we ook dat het slachtoffer zelf niet vrijuit gaat. Sanda had toch beter moeten weten.
Maar Sanda spreekt niet meer. Hij is gestorven met verstikte keel, hij heeft zijn verweer ingeslikt.
Toen ik in 1976 toetrad tot de Rijkswacht, moesten wij als rekruten ook gedoopt worden. De doopmeester was pas afgestuurd als criminoloog en leek wat verloren gelopen in dat toch eerder primaire milieu (zoals ook ik, na mijn kandidaturen in de rechten).
Het werd een bitsige botsing tussen ons beiden. Hij kende de wrede dooprituelen van de universiteit en wou zijn lusten – met de hulp van zijn kompanen – botvieren op ons. Ik verzette me. Er is niemand van ons peloton gedoopt geworden, wij konden ons keren tegen een domme traditie, die in wezen neerkwam op vernedering en onderdrukking. Ik werd de dag nadien niettemin op het appèl geroepen, bij de allerhoogste baas van de kazerne. Ik kreeg een ferme uitbrander, ik had gezondigd tegen de regels van het korps, want dopen was nuttig en nodig. Toen ik na het zwaar kapittelen toch met mijn kleine trots naar buitenstapte, riep het opperhoofd mij terug: tja, het is ondanks alles wel straf dat gij dat gedurfd hebt… De mens in de kolonel was wakker geworden.
Ik woon al meer dan 40 jaar in Leuven en heb niet anders meegemaakt dan onbeperkte vrijheden voor studenten en tolerantie van hun wangedrag, dat voornamelijk door een minderheid onder hen wordt begaan. Maar de meerderheid deelt in de brokken, het verderfelijk stigma rust op hen allen: van overlast geven en brutaal vandalisme naar nachtgebraak met lallen, brullen en brallen. Rond het middernachtelijke uur vangt de barbarij gewoonlijk aan, in de vroege ochtend zijn ze uitgezopen en valt de wilde dierlijkheid stil. Ik heb het over jonge mensen van wie verondersteld wordt dat ze onze latere elite gaan vormen. Bedenkelijk toch, maar mét de zegen van de academische en stedelijke overheden. De politie doet wel zijn best, maar het blijft dweilen met de (gedoog)kraan open. Toen ik zoveel jaar geleden een uit de hand gelopen doop ging signaleren op het wijkkantoor in het centrum, kreeg ik als antwoord dat ze zich daar niet mee bezig hielden, dat was brave folklore die niemand stoorde. Ondertussen, op 100 meter afstand, kropen de schachten – met rotte tomaten, eieren en modder beklad en bestreken – op handen en knieën over de Grote Markt.
De gedooppeerden werden uitgescholden voor vuile Joden en de doopmeesters noemden zich de bruine nazi’s.
Vanuit ons dakappartement negen hoog hebben wij zicht op een studentenhome om de hoek. Minstens twee keer per week vindt er een turbulent feestje plaats. Het eindigt meermaals met dronken jongens en meisjes die in het donker over het plat dak van hun residentie beginnen te hollen, rennen, springen en gek doen, terwijl ze luidkeels roepen, joelen en zingen. Ontzettend storend voor de buurtbewoners, maar ook extreem riskant, nee: levensgevaarlijk! Wij hebben al meer dan één keer de politie hiervan verwittigd. Hun probleem is dat ze vanop de straat het reële gevaar niet kunnen inschatten. Ze waren welkom bij ons, ze mochten komen kijken en ze gaven ons volmondig gelijk. Dit moest stoppen! Ook de wijkagent (v) werd aangesproken en die ging meteen het nodige doen: de studenteninspecteur verwittigen. Die laatste ging contact opnemen met de eigenaar (?) van het gebouw, maar blijkbaar niet met ons, want tot nu toe is niemand komen kijken om de prangende gevaarsituatie reëel komen in te schatten vanuit ons (letterlijk) gezichtspunt. De feestjes gaan lekker door, hopelijk moeten ze niet gestopt worden wanneer er morgen iemand van dat dak dondert, licht of zwaar gewond, hopelijk niet dood. Dat schreef ik nogmaals in deze bewoordingen aan de wijkagent, ik zette burgemeester Ridouani in cc. Mijn mail dateert van minstens 10 dagen geleden, ik kreeg nog geen antwoord. Ik geef dit als voorbeeld om aan te tonen hoe de verantwoordelijke beleidsmensen omgaan met een gevaar – gecreëerd door een hoop onnozele studenten – waarbij een dodelijke afloop niet uitgesloten is.
Sanda Dia is geen uitzonderlijk geval, het is de resultante van het bewust wegkijken door zowel de hogere directies aan de universiteit als door het beleid van het stadsbestuur, hierbij willens nillens geholpen door een politie die enkel maar achter de feiten aanholt. Gewone burgers betalen belastingen, de kaste van studenten is hiervan vrijgesteld. In wezen gaat het hier nog om een laat restant van een klassenmaatschappij, wij zijn het klootjesvolk, zij zijn de fuivende aristocraten. De wet geldt vooral voor ons, zij brassen en zuipen straffeloos door. Tot er een dode valt. Als Mo, onze smalle burgervader met zijn slappe moraal, dan uit zijn bed wordt gebeld, ben ik benieuwd naar zijn repliek. Mijn mail met omstandig relaas ligt klaar voor het gerechtelijk dossier.