Tijdens mijn diensttijd bij de Algemene Interventie van de Federale Politie in de jaren 2005 en 2006 heb ik best wel wat gekke dingen meegemaakt. Ik bekleedde indertijd nog de graad van hoofdinspecteur en was verbonden aan een peloton (telt 40 manschappen) waar ik de derde in bevel was, wat maakte dat ik ook vaak als reserve-commandant werd ingezet bij andere pelotons. Zo kreeg ik meermaals opdrachten toegewezen die ik, zonder een enkele voorbereiding, moest uitvoeren met collega’s die ik helemaal niet kende, wat de vlotte uitvoering echt niet vergemakkelijkte. Ik was een vreemde baas voor die gasten, dat was een erg oncomfortabele gezagsbalans, ze namen al rap zo’n attitude aan van “trek uw plan jong”. In die plantrekkerij heb ik me dan in een ijltempo moeten bekwamen, soms met tact, soms met harde hand, uiteindelijk trok ik toch aan het langste eind. Er kwamen ook wel eens bevelen van hogerhand die allesbehalve duidelijk waren, dan was het improviseren ter plekke, en vooral: mezelf indekken om niet de schuld te krijgen als een missie volledig dreigde te mislukken bij gebrek aan concrete en degelijke richtlijnen, want hoe dichter bij de zon de grote bazen zich bevonden, hoe blinder hun inzichten waren.
Die klare kijk werd dan (onder andere) via hun paraplusysteem wel van mij verwacht, maar ik kende mijn geschiedenis: 39 doden bij het Heizeldrama op 29 mei 1985, de jongste officier is er toen integraal voor opgedraaid. Daaraan dacht ik vaak, en dus zei ik tegen mezelf: ik wil de onmogelijkste taken uitvoeren, maar ik zorg altijd dat ik mezelf bescherm: ik schrijf telkens een haarfijn verslag waarbij de “zwarte piet” van richting verandert – per kerende terug naar afzender – zodat de mogelijke sanctie bij falen als een boemerang terug in het gezicht van de salonbobo’s ontploft.
Op een vroege lentemorgen in 2005 werd ik ontboden bij de hogere directie van de Algemene Interventie, men deelde mij mee dat er… diezelfde dag een belangrijk assisenproces begon in het Justitiepaleis te Brussel, een zaak van terroristische jihadi’s die een eerste keer voor de rechtbank moesten verschijnen. Men verwachtte relletjes en opstootjes in de buurt door islamitische hang- en straatjongeren, zelfs gewelddadige protestacties waren zeker niet uitgesloten. Het tijdstip van die dienstmededeling aan mij was om 8 uur ’s ochtends, de rechtszitting ving 3 uur later aan, om 11 uur. Mijn opdracht klonk als volgt: met tien inspecteurs een voorafgaandelijke sweeping (= grondige en volledige controle) van het ganse Gerechtshof uitvoeren, zowel aan de binnen- als aan de buitenkant – van die gigantische mastodont, dacht ik er in mijn eigen woorden bij – dit was toch onmogelijk, dit was een kamikaze-operatie, hierbij kon enkel alles misgaan… voor mij. Weigeren was geen optie, slim zijn een principiële missie, ik riep de nodige manschappen bij mekaar, zorgde voor een paar wagens en gaf daarna vanuit de commando-car mijn richtlijnen: tussen de regels liet ik duidelijk horen dat dit “mission impossible” was, we waren lachwekkend gering in aantal, er was veel te weinig tijd en het ontbrak hier aan elke professionele voorbereiding. Ergens op een politiek hoofdkantoor had men zijn werk slecht en vooral nonchalant gedaan, de hete aardappel werd in laatste instantie naar de politie doorgespeeld en aan het einde van die keten stond ik om als verantwoordelijke op het terrein de klus te klaren: bompakketten detecteren en ongure elementen onder de aanwezige moslimfundamentalisten arresteren. Maar nood breekt wet, we waren om 9 uur ter plekke, ik maakte 5 ploegjes van 2: door 4 daarvan moest er binnen gecontroleerd worden en eentje nam de buitenkant voor zijn rekening. Ik heb geen enkele opvolging gedaan over hoe de manschappen hun taak uitvoerden, het was uiteraard één groot natte-vinger-werk, ik hield enkel radiocontact met allen vanuit de commandowagen – ik wist dat zulke gesprekken geregistreerd werden, dus ik “acteerde” perfect én preventief – en ondertussen… schreef ik mijn verslag: ik legde de klemtoon op het acute tijds- en personeelsgebrek, ik dekte… mezelf in, denkend aan: seffens ontploft hier een vieze bom of gaat er een jihadi met ontvlambaar rugzakje de lucht in. Enfin, niks van dat mogelijke onheil is geschied, gelukkig voor mij en toch ook wel voor de onverantwoordelijken bij de hogere politiedirectie en politieke bonzen. In de media werd geschreven dat alles vlekkeloos verlopen was, mede dank zij een voortreffelijke ordedienst. O my god, dacht ik, het was misschien Allah die ons genadig was geweest, voor één keer had dat wrede wezen clementie gehad met de ongelovigen. Maar zonder ironie, ik kwam er intact van af, dankzij mijn geloof… in de eigen snelle bedenksels en sluwe uitwegen.
Een andere keer werd ik, als reserve-chef, op een ultiem moment aangeduid als verantwoordelijke voor een peloton waarvan ik zelf geen deel uitmaakte. Ik moest samen met 40 medewerkers een gepland treffen (lees: gevecht) tussen de hooligan-supporters van de voetbalclubs Brugge en Standard verijdelen, na een thuiswedstrijd op het terrein van deze laatste ploeg. Het slagveld was door beide partijen vooraf bepaald: ze wilden een knokpartij onder mekaar organiseren op een parking langs de autostrade E 40, nabij de grensovergang tussen de provincies Waals- en Vlaams-Brabant. Daar diende ik preventief gaan post te vatten met mijn manschappen. Ik nam vooraf contact op met de dispatching van de federale politie Luik en daarna met een hoofdinspecteur van hun sectie verkeer, opdat ik zou kunnen gebriefd worden over de specifieke plaatstssituatie, met name de aard en grootte van de parkingzone en ook de mogelijke vluchtwegen en ontsnappingsroutes via bermen en velden. Dat was zó beklonken, ze gingen met mij een voorafgaande lokale verkennigsronde rijden, terwijl mijn peloton braaf op mij wachtte. Dat “collegiale” vervolg liep zo: een joviale gegradueerde (Alain pour les copains) ontving me ter plekke met zijn snelste bolide en zodra ingestapt ging het daar met een rotvaart door dat grenslandschap. Aan gemiddeld 200 per uur werden de buurtwegen verkend voor mij, die kerel reed met twee vingers aan zijn stuur en ondertussen taterde hij honderduit, ik had zelfs de kans niet om gerichte vragen te stellen, hij raasde oprit op, afrit af zonder ook maar wat snelheid te minderen, ik weet zeker dat sommige bochten op twee wielen werden genomen, op den duur wist ik nog van toeten of blazen qua oriëntatie, waar was het oosten en waar was het westen, het noorden was ik al helemaal kwijt. Tenslotte heeft hij mij – we waren beiden wonderlijk ongeschonden – terug afgezet bij mijn peloton.
De mannen, en ook de vrouwen, waren druk bezig met hun kaartspel en videogames, zo ging dat in die tijd, niemand stelde me een vraag naar de uitvoering van onze taak, zelf moest ik eerst bekomen van de formule 1-race waaraan ik net had moeten deelnemen. Maar het netto-resultaat was: ik wist helemaal niet meer op welke plek ik me exact moest opstellen om dat gevecht te voorkomen of te beslechten, mijn contacten in Brussel wisten het nog minder en Alain die was al lang terug met gierende banden vertrokken. Salut copain, euh… merci Alain. Toch is dat daar nog allemaal goed afgelopen, dankzij die lieverdjes van Brugge en Standard, ik vernam via een informele tip dat ze hun “battle” een paar weekends hadden uitgesteld, het was misschien onze vage aanwezigheid of de miezerige regen die hen tegenhield, ach die doetjes toch. Ik kon berichten aan de hoofddirectie dat alles prima (tja) verlopen was en daarvoor werd ik nog… gefeliciteerd wegens mijn uitstekende leiding, vooral die specifieke voorbereiding. Op de terugweg volgde ik met één oog ons traject (via de GPS) richting Brussel en kwam ik plotseling tot de ontnuchterende en zelfs verbijsterende vaststelling dat wij gans de tijd eigenlijk aan de verkeerde kant van de autostrade hadden postgevat, een noodlottig gevolg van te vage richtlijnen en een Waalse hoofdinspecteur die overenthousiast zijn roekeloos nummertje had opgevoerd. En misschien had ik ook wel wat boter op mijn hoofd, net iets te rap de pedalen kwijtgeraakt – wegens stress en onervarenheid – maar toch schreef de pers ’s anderendaags: Federale Politie voorkomt op professionele manier een zwaar treffen tussen de heethoofden van Brugge en Standard. Ach ach, dankjewel mensen van de media, maar… ik wist echt wel beter, jawel, slechts ik.
Een volgende keer breng ik weer een paar echt gebeurde verhalen, waarvan ik de afloop zeker niet betreurde, maar het was wel telkens door het oog van de naald kruipen. Bij de politie moest je zeker als overste of verantwoordeijke vaak de dingen naar je hand zetten en wat aanvankelijk krom was: rechttrekken, ook altijd hopen op een goede afloop zonder dat je er zelf de laatste hand in had. Maar geluk had ik meestal wel, dat was niet in de eerste plaats te danken aan mijn eigen “genie”. Lef hebben en blufpoker spelen zijn vaak belangrijker dan pure talenten en vaardigheden, en niet te vergeten: een vlotte pen om een verhaal aannemelijk te maken voor de bazen. Een coherent uitgeschreven relaas verkoopt altijd beter en de nodige opsmuk hier en daar is gratis. Jawel, papier is “verduldig”, dat is een gulden regel.