Pal in de buurt van ons appartement was er onlangs een hondje dat dagenlang, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, uren aan een stuk continu zat te blaffen. Het irritante geluid ging vaak door tot ver na middernacht. Wij hadden uiteraard een hoop overlast, zelfs tot in ons bed, maar vooral waren wij bevreesd dat het een pijnlijk geval van dierenverwaarlozing betrof, mogelijks zelfs mishandeling. Het blaffen ging na verloop van tijd over in hees gekerm en zelfs een klagerig gejank, een soort hondengeween.
Een dier in nood, redeneerden wij samen met andere verontruste buren, dus namen wij contact op met de politie. Daar verwees men ons meteen door naar de dienst Dierenwelzijn van de stad Leuven. Indien nodig zouden die dan terugkoppelen naar de wijkagent of diereninspecteur. Het mogelijke dier-in-nood-geval werd niet concreet opgepikt, dat was pas voorzien (volgens hun scenario) in een verder gevorderd stadium van eventuele verwaarlozing. Arme hond, dacht ik. Daarom niet gedraald, een snelle mail naar de stedelijke dierenredders.
De dienst Dierenwelzijn reageerde instant, bij monde van de hoogste in graad nog wel.
Ik kreeg een mail terug, maar niet met de verwachte hulp. Ik vat het standaard proza van de verantwoordelijke madam samen: het was aangewezen om het gesprek aan te gaan… waren wij op de hoogte van mekaars zorgen en noden… we moesten tot een consensus zien te komen… we konden ook de burenbemiddeling inschakelen…
Ik las geen woord van bekommernis omtrent het lot van de hond, toch had ik me gewend tot de gespecialiseerde stadsdienst, door de burgers betaald met hun belastingcenten. Ik mailde terug en uitte mijn verwondering over het uitblijven van hun daadwerkelijke bijstand aan een dier, ik suggereerde dat ik de vraag ook kon voorleggen aan onze burgemeester.
Ondertussen ging het hees gejank en het klagerig geween van het hondje door. De drukkende warmte speelde zeker in het nadeel, het werd zelfs een hittegolf, het beestje zat duidelijk ergens vast in de buurt (blijkbaar zonder water), op een terras dat uitgaf op de straat, maar wij konden de juiste locatie niet ontwaren. Helaas, want anders waren wij zelf tot actie overgegaan. Waarom zouden wij het ‘dierenrecht’ niet in eigen handen mogen nemen? Bewust de verwaarlozing van dieren toelaten is toch ook een geval van schuldig verzuim! Onze zenuwen werden blijvend getart, het irritant geblaf hield constant aan, maar ook ons geweten speelde op.
Zo niet bij de dienst Dierenwelzijn, want hun respons op onze tweede mail klonk als volgt: ze gingen onze melding doorgeven aan de politie, die de ‘komende periode’ zullen langskomen… Tiens, de politie had ons toch doorverwezen naar dat Dierenwelzijn?!?
Het vervolg van het drammerige stadsmadambetoog: in ‘dialoog’ treden met de eigenaar van het dier … echter indien het blaffen geen ‘welzijnsverlagende’ factor heeft, blijft ‘burenbemiddeling’ aangewezen…
Dame Silke Claes, verantwoordelijk van de dienst Dierenwelzijn bij de stad Leuven, sluit haar uitmuntend bureaucratische berichtgeving af met: ik bespreek eerst samen met de politie, of met de inspecteurs van de dienst Dierenwelzijn, de gedane vaststellingen alvorens naar jou terug te koppelen… details kunnen echter omwille van privacy reden niet verstrekt worden…
Hoe zou het ondertussen met het hondje zijn? Dat is de vraag bij uitstek die orakel Silke Claes op geen enkel moment gesteld heeft. Als ze hier wil meelezen, dan voor haar informatie graag deze mededeling: het geblaf is gestopt, wij horen geen gejank of geween meer. Misschien is het arme hondje uit zijn beestig lijden verlost, volgens een niet ongeloofwaardige hypothese: gestikt in de hitte of gestorven van ontbering.
Zo is dat probleem voor de dienst Dierenwelzijn van onze stad ook weer opgelost. Ik koppel nog even terug, om de dialoog niet te verbreken en de consensus te bekomen (met gulle dank voor het steriele stadsjargon): vergeet uw statistieken niet, madam Silke, uw enige professionele bestaansreden.