Koning Filip en zijn schoon vrouw zijn recent op staatsbezoek geweest in Congo. De Koning heeft er zijn ‘spijt’ betuigd voor de ellende die veroorzaakt werd tijdens de koloniale periode. Mooie woorden, maar compleet inhoudsloos.
De man die Congo indertijd heeft leeggeroofd voor zijn strikt persoonlijk gewin was de compleet immorele Leopold II. Met de gigantisch bijeengestolen grondstoffen, door negerslaven ontgonnen, werd een majeure basis gelegd voor het onmetelijke fortuin van de Koninklijke Familie. Onze huidige Koning teert nog op diezelfde puissante rijkdom.
Hij is de superieure erfgenaam van een koloniaal ontvreemd kapitaal.
Teruggeven die handel, zeggen sommige Belgen met verstand.
Maar de Koning is meer dan doofstom in zijn portemonnee, hij telt ongekweld zijn koffers vol met geld.
Ons vorstenhuis is onbezorgd maar vastbesloten zuinig. Koloniale herstelbetalingen worden ónze lasten.
Toen ik nog dienst deed bij de veiligheid op het Koninklijk Paleis hadden wij een poetsvrouw, de pronte Melanie, die voordien op de residentie van een prinselijke familie had gewerkt. Ze verkoos de overstap naar ons detachement van de Rijkswacht te maken omwille van het hoger loon. Het was een publiek geheim dat er ten Paleize niet gul betaald werd. Arbeiders en bedienden werden verondersteld eerder voor het prestige hun diensten te verlenen dan voor financiële winsten. Veel boter bij de vis was er doorgaans niet. Vorstelijke slippendragers kwamen veel te kort.
Ook Milleke, de persoonlijke bode van Koning Boudewijn (over wie ik vertelde in Hofzondigheden van 25 mei), had een ommetje langs de Rijkswacht gemaakt om zijn schamele salaris te laten verhogen. Hij werd gekatapulteerd en gepistoneerd vanuit het Hof. Zonder belemmeringen werd hij officieel onze collega ‘onderofficier’. Eens zijn vaste graad van ‘wachtmeester’ op zak, deed hij krèk hetzelfde werk verder: als koninklijke lakei. Milleke was een gratis werkkracht voor Laken geworden, want hij werd voortaan uit de nationale pot van de Gendarmerie betaald.
Hij lachte zijn interne rijkswachtchefs vierkant uit in hun gezicht, zijn baas was en bleef Boudewijn.
Daar kon zelfs het gezag van de hoogste generaal niet tegenop. Een provocerend geval van verdoken maar getolereerde fraude. Op dezelfde wijze rijfde het Hof tal van zijn chauffeurs binnen, het waren gendarmes die gratis uitgeleend werden, ze reden op royale kosten van de… Rijkswacht. De fiscus (de burger!) financierde deze taxidienst.
Melanie, onze poetsvrouw met de sympathieke boezem, had bij de prinselijke familie soms problemen met de jongste telg. Dat vertelde ze me in het volste vertrouwen, daarom licht ik hier ook maar een tipje van haar sluier.
Als ze monseigneur moest wekken, durfde hij driftige puberkuren vertonen en demonstreerde hij zelfs zijn prille mannelijkheid. Melanie bestopte dit direct met het deken der zedigheid. Maar dan graaide de hitsige onverlaat door naar haar ‘malse schap’. Klap op zijn handen en als hij volhardde in zijn begerige aanrakingen: een mot tegen zijn prinselijke kop. Voilà.
De voorlaatste Koning was niet bepaald een arbeidzame man, het was vooral een flamboyante flierefluiter.
Zijn zwierige brommers, zijn luxewagens en zijn peperdure yacht behoorden bij uitstek tot zijn prioriteiten.
Maar hij was wel een doordenker als het op zijn profijt aankwam. Om zijn veelvuldige recreatieve uithuizigheden te camoufleren haalde hij spitsvondig de trukendoos boven, daarbij uitbundig geholpen door een kransje uitslovers die opperslaven waren. Als Sire in de regio van Nice verbleef, in zijn VIP-vakantienestje, werd de tricolore vlag op het Koninklijk Paleis niet gestreken. De redenering van Koning-bolleboos en zijn gedweeë gevolg was: de Vorst werkt nu in zijn buitenverblijf, mentaal was hij tegelijk aanwezig in Belgenland. Perfect moreel bedrog voor een verdoken vakantie. De rekening was voor de belastingbetaler, want de piloten van onze luchtmacht moesten meermaals per week overvliegen met dossiers ter ondertekening. De Koning zette dan een parafke tussen de soep en de patatten. Daarna tijd voor siësta.
Terzelfdertijd wou zijn zuiderse madam dat hun lijfwachten ter plekke een overall zouden aantrekken, zeg maar een salopet, om het onkruid rond hun koninklijke villa te wieden. Hallo Paola? De deontologie van de bodyguards, brave rijkswachters, werd wel danig op de proef gesteld. Onze overste moest spitsroeden lopen om onze collega’s netjes in hun deftige pak te kunnen houden. Het gaf wel gemor in de gelederen, een weekje veiligheidsdienst in het mondaine Nice was voor de meesten een corvée. Maar het kon nog erger, want tijdens de affaire Dutroux, toen ons land op ontploffen stond en de Vorsten door de regering terug werden geroepen uit vakantie, stuitte dat op weerstand…
Ik citeer hierbij incognito één van mijn collega’s ter plaatse: de Koningin vroeg zich af waarom dat nu eigenlijk nodig was.
Nog een pittige anekdote (een ontboezeming) van Melanie, met een pikant randje. Een anonieme bediende had op het bureau van de prins destijds een tijdschrift klaargelegd, met op de cover open en bloot zijn echtgenote, hand in hand op strandwandel met de ‘comte de Paris’. Het kot was daarna te klein, zei Melanie, het heeft er gestoven dat horen en zien verging. Maar de pot verweet de ketel et cetera. De kerntaak van die mensen was amusement.
Het was de wereld waar mijn buurman-bloemist én elegante homo Gilbert naar opkeek. Gedurende jaren volgde hij de koninklijke gang van zaken op de voet. Zijn persoonlijk hoogtepunt was de nationale feestdag, met de royale parade, het militair défilé en het Te Deum. Hij liet dan een rijkelijk boeket bloemen bezorgen waar hij dagen had aan gewerkt. Zijn hoofdbetrachting, zeg maar natte droom, was Hofleverancier te worden. Hij kreeg na 20 jaar lobbyen uiteindelijk een invitatie bij de Koningin. Paola ontving, zag en vermorzelde hem. Gilbert was instant persona non grata. Wegens te veel homofiel of zijn kop die haar niet beviel? Ik heb hem nadien getroost, hij was zoveel meer waard dan deze gratuite blamage van een wispelturige Madam die bovendien de taal van ons volk niet sprak.
Toch wil ik de leden van de Koninklijke Familie niet verketteren als mensen. Zij vertonen dezelfde gebreken en hebben identieke talenten als andere stervelingen. Maar hemel ze vooral niet op alsjeblief, ze behoren slechts tot een bevoorrechte soort door het lot en door geboorte. Ze zijn een ongevraagd overblijfsel van het Ancien Régime. Voor mij hoeven ze niet te eindigen onder de guillotine. Laat ze liever zachtjes verdwijnen, hiertoe draag ik (meer dan vroeger) graag mijn steentje bij. Als snel uitstervende Belg en vrolijk herboren republikein. Vlaanderen kan zonder koninklijke ballast.