Toen ik nog deel uitmaakte van het Veiligheidsdetachement op het Koninklijk Paleis te Brussel, hield ik me naast mijn specifieke job als operationele coördinator ook intensief bezig met mijn hobby, de loopsport.
Ik ben gedurende een paar decennia actief geweest in competitie. Ook de wedstrijden bij Rijkswacht en Politie maakten daar deel van uit. Ik werd dik betaald om te sporten, een onvoorstelbare luxe, laat dat duidelijk zijn. Vooral als je bedenkt dat ik uiteindelijk op nationaal vlak maar een betere meeloper was, niet meer dan een behoorlijke figurant. In politiekringen daarentegen was ik vaak een primus. Ik profiteerde gewoon van de promotie die ik aan onze job kon geven door sportief een beetje te excelleren. Een mooi meenemertje.
Eén van mijn mede-atleten was Bollekejong, zijn bijnaam onder de collega’s.
Hij was aanvankelijk, zoals de naam het laat vermoeden, kogelrond. Bovendien was hij klein van postuur en had hij een blinkend kale kop, die hij later afdekte met een pieken bruine pruik.
Een succesnummer bij de vrouwen, jawel hoor, ze gingen bij bosjes plat voor Bollekejong. Minstens om de maand had hij een andere partner, waar hij ook meteen mee samenwoonde. Om vervolgens stante pede buiten gezwierd te worden. Dat vertelde hij me elke keer, repetitief!
Maar zijn triest verhaal was nog niet koud of hij warmde zich al weer op aan een splinternieuw lief. Bed in, bed uit, en tussendoor nog trainen voor de marathon, én netjes komen werken, ook ’s nachts en in het weekend.
Bij thuiskomst trof hij meer dan één keer zijn spullen op de stoep aan, buitengebonjoerd. Of hij raakte nog binnen, maar vond zijn schoon madam in de late ochtend of overdag plat achterover in de bedstee, met een andere liefhebber van billen en borsten.
Een verhaal dat niet uitzonderlijk was ten Paleize, wij hadden meestal onregelmatige diensturen. Dat verstoort al eens de reguliere gang van zaken op het thuisfront. Een huwelijk kan ontsporen door periodieke uithuizigheid van een politieman die elders zijn plichten moet vervullen. Dan heb je de bereidwillige collega’s die komen patrouilleren, hun beste beentje willen voorzetten bij je vrouw, zelfs in bed. Klote of ‘mes couilles’. Om maar te zeggen dat meer dan één collega werd geconfronteerd met de overspeligheid van een geliefde. De gelegenheid maakt blijkbaar de dief, die dan bij collega’s van de eigen dienst zat.
De politie… haar vriend.
Bolleke kreeg altijd klop in zijn dolle relaties met soms wel zotte vrouwen. Het was me het schouwspel wel zoals hij die taferelen beeldrijk beschreef. Maar aan de grond zat hij nooit, hij trainde gewoon door, zette een verse advertentie en vond onderdak. In de vlucht verwerkte hij nog een dochter, die hem meteen terug werd afgepakt door de mama.
Onze Bol was een jongen die steeds rustig bleef, als loper ging het ondertussen crescendo, hij liep me stoemelings bijna op zijn sloefen voorbij. Het was een gast met een stalen karakter, begonnen aan de eerste start met 50 kilo overgewicht en aan de laatste meet was hij een rappe lichtgewicht, een hazewind.
Ondanks al zijn amoureuze tribulaties had ik er een goeie kameraad aan, hij stamde nog uit de traditionele tijden bij de rijkswacht. Ik was hiërarchisch gezien zijn chef en zo bleef hij me ook letterlijk aanspreken. Ooit klopte hij me net niet op de meet in de 20 kilometer door Brussel. Ik voelde al zijn hete bollekesadem in mijn nek, maar dan was het alsof hij onverklaarbaar stilviel. Een chef moet altijd voorgaan, zal hij nog in een reflex gedacht hebben, zelfs tijdens een wedstrijd. Goedbedoeld, maar hoogst onnozel.
Bolleke was ook een pienter bazeke; hij schopte het tot vrijgestelde bij het sossensyndicaat. Dat had hij te danken aan zijn perfecte tweetaligheid, en weeral, aan zijn vlotte toegang tot de dames, dat rood gevlam bekoorde hem danig. Eer ze hem daar konden afdanken, behoorde hij reeds tot het vaste kader met een eigen kantoor. Hij bracht dan wel veel nachten noodgedwongen door op zijn bureau, maar geen nood, ’s anderendaags liep hij weer kilometers tot bij zijn nieuwe verloofde. Onmogelijk om Bollekejong te laten ontsporen.
Wat was uiteindelijk zijn geheim, groot of klein? Wel, ik denk dat zijn strafste talent zijn totale onaangepastheid aan het modale leven was. Bolleke snapte niks van de mensen, maar hij had een ultrasnel verstand. Hij verstond alles van de eerste keer, moest nooit iets echt instuderen. Je legde hem een situatie uit en hij assimileerde ter plekke, vlekkeloos. Maar hoe de wereld fundamenteel in mekaar zat, daar had hij het raden naar. Zo ook in de loopsport. Ik gaf hem zware trainingsschema’s en die kopieerde hij klakkeloos in zijn kop, hij werkte alles uit als een robot. En dat ging vooruit, hij liep zonder stoppen door, geen enkele tegenslag weerhield hem. Hij was het type dat zich doorheen de muur van blessures kon lopen. Onuitgegeven die jongen, nooit nerveus of lastig, elke wrevel was hem vreemd. Kwaad berokkende hij niet, overal kameraden, ook zij die met hem spotten. Bolleke hield iedereen te vriend, nooit slecht gezind.
Ik leerde hem kennen als een klein dikkertje. Na jaren was hij slank en afgetraind, als langeafstandsloper een modelatleet. Ik bleef voor hem zijn zogezegde chef.
Hij keek graag op naar mensen, hij zocht misschien een meester of lelijker nog: een leider.
Mijn desgevallend bevel was telkens zijn directe wens. Behoorde hij tot dat soort van onderdanigen die altijd gevaarlijk volgzaam zijn? Die vraag heb ik me wel eens vaker gesteld. Want waar blijf je dan met de eigen verantwoordelijkheid, hoe voorbeeldig is een meeloper?
Mijn herinnering aan Bollekejong dient zich aan als sympathiek van aard, mijn spontaan gedacht, maar helt al snel over naar het dubieus dubbelzinnige. Was hij niet eerder een mentaal ziekelijke gast dan een perfecte collega en een loyale vriend?
De vraag stellen is ze net niet beantwoorden. Mijn ego van voorzichtige cisgender werd, eerlijk gezegd, nogal vaak gestreeld door zijn permanente aandacht en zijn haast slaafse belangstelling. Ik speelde het spel dus mee. Ik genereerde misschien concreter een vorm van nemen dan van geven. Heulde hij als een stille knecht met zijn ongewilde beul?
Maar wie was dan uiteindelijk de kleine manipulator, wie marchandeerde met zijn medemens? Had Bolleke mij door? Kende hij finaal de streken van deze wereld en paste hij zich gewoon maar wat aan? Het zal een raadsel blijven… ik botste op een jongen die vol zat van vraagtekens. Zeker een enigmatische kerel, maar tegelijk een geniale overlever.