In aansluiting op vorig hoofdstuk wil ik nog een straf voorbeeld geven van wat ik ervaren heb als de brede kloof met mijn gemiddelde medestudent. Ook de moeder van zo’n jongen komt hier zwoel om het hoekje kijken.
Want ook in dat bedje was ik ziek. Ik had zo graag een moederskindje willen zijn. Gekoesterd worden, op de schoot kruipen, aan de borst liggen en dies meer, het klinkt melig, maar die drang was er wel. Het werd een erotische urgentie.
Maar voor de concretisering stonden morele wetten in de weg en ook praktische bezwaren. Ik parafraseer hier de schrijver Willem Elschot. Zijn iconisch gedicht Het Huwelijk dient me als inspiratie. Elschot had op het thuisfront een vrouw maar zocht vaak naar wat moederwarmte in de hoerenbuurt.
Terug naar die medestudent. Hij heette Jean-Luc en woonde in Diest.
We waren klasgenoten geweest tijdens de humaniora. We gingen samen rechten studeren in Leuven. Ons onderling contact verliep steeds prima. Zelfs in die mate dat hij me eens bij hem thuis uitnodigde. Het was bij aanvang van ons eerste jaar aan de universiteit. We gingen notities uitwisselen. Ik moest even bij hem langskomen, hij woonde in een eerder residentiële wijk aan de buitenkant van de stad. Niet meteen een buurt die mij vertrouwd was, maar zijn pa was zoals de mijne adjudant bij de luchtmacht. Dat gaf me een gerust gevoel, de sociale drempel leek me haalbaar. Verkeerde inschatting zo bleek, de ouders van Jean-Luc gaven me geen warme ontvangst maar een koude douche.
Om te beginnen was zijn moeder een ijsgekoelde schoonheid, ze betoonde zich bovendien pijnlijk klassenbewust. Ze bood me geen stoel aan, laat staan een drankje. Ze klonk als een trotse, hoogmoedige troela. Haar boezem was zeker geen invitatie om mijn verlegenheid tegen aan te vleien maar een dikke barrière. Tot hier en niet verder, bliksemden haar zwarte ogen. Ik mocht Jean-Luc spreken, onze plaats was braafjes in de gang. Mijn kameraad was duidelijk ongemakkelijk, hij hield afstand van mij.
Zijn vader kwam nog even langs. Om duidelijk geen kennis te maken.
Hij passeerde gewoon zonder woorden. Ik wou nog knikken, maar dat deden alleen mijn knieën. Dit was manifest niet mijn milieu, dat was hun signaal. De mama was zelfstandige in de medische branche, ze had haar kabinet aan huis. Ik leek geenszins haar favoriete patiënt. Ik was een boerenventje uit Baalrode, ik kende hun etiquette niet. Verwerpelijk.
Zo voelde dat aan bij mij, mijn hart verschrompelde en mijn moed kromp ineen. Ik heb me daar een beetje aangeslagen uit de voeten gemaakt. Ik moest mijn verhaal dringend kwijt bij mijn maten in ons dorp, met pintelieren aan de toog, dat was mijn armzalige biotoop.
Jean-Luc werd niet zoveel later Amadees, een rooie rakker die opkwam voor de arbeidersklasse. Lik mijn reet, denk ik dan. Hypocriete vriend. Dat heb ik hem ook in het gezicht geslingerd bij het begin van betoging nummer honderd-en-zoveel in Leuven. Ik vertikte het om mee op te stappen. Hij schoffeerde mij, zijn maoïstische kameraden kafferden mij uit. Ik heb niet gebougeerd, ik dacht aan zijn bourgeois moeder en mijn vernedering. Toen hij zelfs zweeg terwijl zijn vader passeerde en op mij neerkeek.
Van wie had ik lessen te leren over de emancipatie van de werkman? Wie moest mij onderrichten over de gelijkheid van alle volksklassen?
Ik kon niet tegen die schizofrene komedie, dat narcistisch geparadeer met marxistische waarden van gasten die op hun thuisfront de codes van uitsluiting en van exclusieve burgerlijkheid hanteerden. Hun valse cinema.
Op dat soort mensen heb ik me later willen verhalen, misschien met te veel overacting. Ik wou die omhooggevallen stadssjarels, die verkeerde vrienden van het volk, ontmaskeren. En hun vrouwen moesten plat voor mij. Ik chargeer hier wat, maar in zijn diepere essentie had het er wel mee te maken. Ik heb altijd moeten recupereren, willen compenseren.
Het voelde dikwijls als een onrecht mij aangedaan. Evenveel keer heb ik mij vergist in mijn analyse. Het had uiteraard nog vaker te maken met mijn angsten. Of was het een giftige mix van al die actoren, een cocktail van mentale verstoring en maatschappelijke factoren? In ieder geval, ik was als jongeling flink ‘mismeesterd’ en de tijdsgeest zat me ook tegen.
Ik geloofde voor geen sikkepit in die revolutie, een luxueus gebeuren voor jongeren mij wel bekend als bij voorrang van goeden huize. Ik viel uit hun boot, ik had hen niets te bieden, puur vanuit mijn principes. Ik wilde bewust geen drenkeling zijn die in nood moest opgevist worden uit hun verzonnen werkmansvijver. Laat me gerust, riep ik naar die kliek.
Ik vluchtte van Jean-Luc en zijn burgerlijke soortgenoten. Hun vlaggen waren proletarisch verdacht.
Niet zoveel later kwam ik ze tegen als de protserige bestuurders die een andere werktaal spraken. Ze geneerden zich niet, ze waren mij vergeten. Het kan dus verkeren, maar ik was wel dezelfde gebleven. Eerlijk dacht ik.
Maar mijn gram heb ik willen halen. Tijdens dronken dagen en donkere nachten. Ik reed op het paard van Eros. Ik zocht een moeder om bij te slapen. Ze leek soms op de mama van mijn kameraad, ogenschijnlijk onaanraakbaar met dat trotse fort vooraan. Maar mijn handen waren volwassen geworden, mijn ogen stonden groter van moed en goesting.
Ik heb met haar geslapen, of was het misschien met haar chique zus of haar trendy buurvrouw? Dagen en uren bracht ik door met hen, intiem, met telkens weer een andere familie. Mijn bed stond waar er pret was, ik spartelde me door alle sociale klassen heen, mijn aangeboren volksheid werd opeens verheven tot het hoogste ridderschap, in de sector erotiek.
Ik had mezelf ontvoogd, ik stond op eigen benen, zonder rode filosofie maar immer vrolijk als de blije vogelaar.
Mijn taal blijft derailleren, akkoord, maar ik maak de rekening. Het was een harde strijd, om te ontkomen aan hun hoon, hun sociale misprijzen.
Wat ik er aan overhield was een adoratie voor moeders, de schoonheid van de rijpere vrouw. Ik blijf die koestering diep in mijn fantasie zoeken, mijn gedachten en dromen laat ik er graag door ontsporen. De weelde van hun warme vlees, hun gulle handen, hun streling van het hart en zoveel meer nog. Ik hunker en verlang.
In deze hete internettijden is er zelfs een woord voor opgedoken, de milf.
Waar deze verkorting voor staat is makkelijk op te zoeken via google… Heeft te maken met leeftijd, mammies en intimistisch tijdverdrijf. Het woordje staat al jaren op nummer één in de hitlijsten van de porno-scène.
Niet verwonderlijk, mannen zijn voor altijd jagers, zoeken lust en prooi, maar willen ook huiswaarts keren, naar het warme veilige nest. Dat is extreem doorgedacht heel dicht bij de mama, ze willen zachtjes landen. Freud heeft ons die plek al voorgezegd, het is bij uitstek de moederbuik.
Zo is de cirkel rond, de symbiose komt eraan, een kind zoekt koestering. Een bange man zit levenslang met dat groot verlangen. Hij kruipt altijd dichter naar die huid waaruit hij geboren is. De hoogst verboden droom.
Maar er zijn de lucky guys zoals ik. Ik kon mijn dolle fantasie kanaliseren. Ik won de allermooiste trofee. Ik behaalde de overwinning op haast alle drama’s in mijn leven door de liefde voor een superieure queen. Zij biedt mij warmte en onderdak, in huis en haard. Ik ben de man die thuis kwam in de schoonheid van haar schoot. Dat is de finale emancipatie, de zachte vuist die ik ophief tegen onderdrukking. Ontvoogding door durf en geluk.