27 april – Michiel

apr 28, 2020

Vorige week woensdag zat ik iets na de middag in de eindrush van mijn rit naar Baalrode. Ik bereidde reeds de gewild gemoedelijke gesprekken met mijn moeder voor, goed wetend dat zij het laatste woord ging hebben, en ook het eerste. Ik stevende met andere woorden weer roekeloos op de verbale patstelling af, maar gezien mijn jongensachtige oudere leeftijd blijf ik proberen. Ik ben, gepensioneerd of niet, haar enige zoon, zij troont met haar flinke 91 jaar schoon boven me uit. Met die gedachte zat ik al lichtjes te verkrampen in het zadel, ik neep de billen dicht, mijn uitgekiend discours zat wankel op de fiets. Tot ik uitbundig werd toegeroepen door een flitsende tegenligger.

Het was een strak aerodynamisch verpakte man, hij lag als een compacte bundel op de buis van zijn rijwiel, zijn hoofd rustte haast op het stuur. Onder zijn gegolfde worsten-helm zag ik zijn blinkend gezicht.
Het bestond voor drie vierden uit zonnebril, daaronder parelwit gelakte tanden, in een vriendelijk wonder van een mond die volop lachte en snelle velo-taal sprak. Wij remden tegelijkertijd af, ik ging net niet over kop, hij deed het met zwier en wielerwijs elegant, beiden klaar voor een korte surplace.

Hij stak dadelijk de baan over, de fonkeltanden bereid om sappig te bijten, nota bene in mij, de man in lichte paniek. Want ik was enkel bevangen door de onrustige gedachte: wie is die fluo-oplichtende lachebek?

Het bleek Michiel S. te zijn. Ik herkende hem na twee minuten. In de tussentijd hield hij een vrolijke monoloog. En toen begon toch langzaam mijn hart te breken. Want zijn woorden drongen door in mijn weerbarstig brein, mijn kleinheid werd door zijn spontane taal geheel verbrijzeld.

Hij had het over die andere fietser, mij wel bekend, de jongen die nog onderweg is naar de hoogste bergtop, hopelijk ontwaart hij ergens een finish, de eindmeet van een hemel, als die finale lijn al wordt getrokken, ergens moet een lijden toch stoppen. Nietwaar kameraad? Gissingen, wij wisten het ook niet.

Michiel, mijn verre jeugdkennis, had er in ieder geval de nodige aandacht voor, hij had Het Lied van Vinnie graag gelezen, en meer nog, hij vertelde me dat het gretig werd doorgegeven aan zoveel wielertoeristen uit de regio, ze reden allemaal mee met Vinnie. Heerlijke gedachte, dat pakte mij geweldig. Vinnie is niet vergeten, hij rijdt niet alleen op dat bedenkelijke feest van zijn laatste wedstrijd. Een ganse sliert goeie mensen, prachtig volk uit Baalrode en omstreken, zit mee in dat grote peloton. En maar stoempen, zeker weten, en soms ook vloeken, maar we zijn met velen, we blijven rijden. We nemen ook de gelosten uit het leven mee. We wachten op iedere achterblijver. We stoppen in ploeg af voor de ontsnapten, één van de patrons, zij die zich moeten smijten, hun kruis verplicht bestijgen, vanuit een pijnlijk zadel rechtop gaan staan, naar een verlossing reiken, eindelijk die top. Wacht daar dan een lachende God of was deze rit in dit geaccidenteerde bestaan gewoon een mop?

Michiel grijnst verlegen, hij veinst zelfs geen repliek, integere man, zijn halflange grijze haar wappert wild van onder zijn helm. Ik voel de wijsheid van de wind, het antwoord hangt in de lucht, ijl en niet te vatten.
Hij zegt nog bemoedigend dat hij en zijn dappere wielermaten zullen blijven starten in de jaarlijkse Rondrit van Vinnie, het sportieve in memoriam voor mijn zoon. Merci Michiel, dankuwel schoon mensen van mijn streek.

Wij nemen afscheid, Michiel demarreert weg, toch met een soort ingetogen tred, ik hoor hem precies nog kilometers verder nadenken.

Ik peddel traag voort, het gesprek met mijn ma zal een andere wending krijgen, maar is zij bereid? Zo vaak tracht ik Vinnie aan te kaarten bij naaste familie, zo dikwijls wordt er ontweken. Is het te veel gevraagd, kunnen zij dat korte herdenken in kleine woorden nog niet aan?
Ik oordeel niet, laat maar.

Of heeft het allemaal met iets anders te maken? Om kort te gaan, is mijn zogenaamde levenswijze steeds het obstakel geweest? Gunt men mij daarom geen gedeelde vrede, mag ik niet rouwen omwille van mijn afwijking, de toevallig vele vrouwen die mijn levenspad hebben gekruist? Een zegen, en inderdaad, ook een kruis.

Om bij Michiel te blijven, schone Michiel, zoals men hem indertijd noemde. Wel onze wielerman was die woensdag op flitstrip naar Ludo, de ex van Laura, eertijds een meisjesdiva uit Baalrode. Ze was het ex-lief geweest van een lokale jetsetter, een blitse sportkar-profvoetballer uit de regio.

De weergaloze beauté Laura trouwde later met Ludo, sobere intellectueel en ook een nobel mens, tevens fervente sportman. Wij werden goeie maatjes in het regionale voetbal. Ik keek op naar hem als trainer en kwam in aanraking met zijn geadoreerde Laura. Maar geen close contact, terecht, ze was de vrouw van een trouwe kameraad. Laura echter reed een vermeende scheve schaats, en hun huwelijk liep spaak. Aan de zijlijn had ook Michiel toegekeken, Laura was altijd zijn geadoreerde vlam geweest, het raakte steeds net niet aan. Het vuur werd altijd in de kiem gesmoord.

En daarna fietste ik voorbij, in de late nadagen reeds. Ik raakte bevriend met Laura, niet overweldigend intiem, maar toch sliepen we occasioneel in hetzelfde bed. Haar bekoring bestond toen niet enkel meer uit haar schoonheid, die was al wat verwelkt. Ze was beginnen tekenen en schilderen, totaal autodidactisch, maar niet zonder succes. Ze bleek een waar natuurtalent, brak niet door, vooral gehinderd door haar demonen. Onze romance was ook vrij onmogelijk, kortstondig.

Ik vermeld deze onnozele story als tussendoortje, het trio-knooppunt tussen Ludo, Michiel en mezelf, vrienden van vroeger die mekaar indirect ontmoet hebben rond één aanbeden vrouw. Een eerder ongewild kruispunt der liefde. Omwille van zulke wegen die ik bewandeld heb, meestal blind en op de dool, word ik vaak niet meegeteld door de goegemeente. Ik word zelfs niet ernstig genomen in het diepste leed dat een mens kan treffen, het verlies van een kind. Steeds hangt daar die sluier van onkuisheid over, men kan het mij niet vergeven. Ik wil me nog duizend keer excuseren, maar niet doen, zegt nu mijn eeuwige geliefde Nathalie. En zij heeft recht van spreken, dus respecteer ik dat, en ik zwijg. Maar schrijf.

 

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *