Begin 2019 lag er nog een verrassend nieuwjaarscadeau voor me klaar. Het was een pakketje vrouw, eentje in miniformaat, een pocket lady. Ze had echt het voorkomen van een ballerina of een dartel danseresje, wat ze later ook bleek geweest te zijn. Haar naam was Sientje. Ze woonde gewoon aan de overkant van de straat. Ik had haar nog nooit opgemerkt, ik schaam me wat, zoals ik dat wel vaker doe, zeker ten opzichte van vrouwen. Berouw komt makkelijk, na de grage zonde
Ik maakte kennis met Sientje dankzij buurvrouw Lola, nog zo’n apart portret, ik bedoel het niet smalend, maar Lola is ‘madam losgeslagen temperament’, ik heb binnenkort meerdere pagina’s nodig om haar uit te tekenen, dat wordt een bloedstollend schilderij, doordrenkt met alcohol.
Maar het was niettemin Lola die me op de ballerina attendeerde. Sientje was bij haar te gast en ik moest er komen bijzitten. Het werd zo gezellig dat ik net de nacht niet bij haar doorbracht. Ik deed haar wel galant naar huis en dat was meteen het begin van een open-deur relatie tussen ons.
Vanaf die aanzet bij Lola gingen wij mekaar regelmatig ontmoeten, onze bedden woonden net tegenover elkaar. Ik moest gewoon maar de straat overzwemmen en ik zat in het frivole bootje bij Sien. Daar schonk zij me het lekkerste wat het leven te bieden heeft: om te beginnen een overdosis warmte, aangelengd met pakken affectie en een flinke sliert liefde, zij kookte ook overdadig, graag pikant, en ik mocht bekomen tussen haar lakens. Het was alsof ik met een volwassen lolita verkering had.
We dansten soms door de avonden, zij leidde mij met haar lenig lijfje en ik kronkelde rond haar, hijgerig als een hondje, dankbaar voor het warme onderkomen.
Het was ook de periode dat ik aan Het Lied van Vinnie schreef, donkere dagen, zwaar gemoed. De aanzwellende hetze met mijn schoondochter die het bezoek aan mijn kleindochtertjes bemoeilijkte, alle barre zorgen daaromtrent. Het verschrikkelijke gemis van Vinnie, de waanzin van de eenzaamheid na de harde breuk met Tonia, en zoveel meer dat mijn bestaan toen bezwaarde. Sientje bood voor dit alles soelaas, rijkelijk, overdadig, empathisch, ook lijfelijk te allen tijde bereid.
Ze was wellicht ook stapelverliefd, maar helaas, daar kon ik niet tegenop bieden. Voor mij was ze een sensueel maatje, knap en koket, integer en loyaal, én solidair in de strijd. Want er diende zich inderdaad een gevecht aan. Het had te maken met Het Lied van Vinnie. Mijn schoondochter zette meteen een topadvocaat tegen me in, wou de ode aan mijn zoon uit roulatie halen, de actie voor Kom op tegen Kanker laten torpederen. Alle juristenregisters werden opengetrokken om dit boek van ‘moed en hoop’ te doen verkloten. Er werd ingehakt op de uitgeschreven schoonheid van mijn zoon. Ik was precies een schietschijf. De familie AB attaqueerde mij.
Maar Sientje stond mij dapper bij, met ondersteuning vanop haar werk. Zij was zelf directiesecretaresse op een gereputeerd advocatenbureau in Leuven. Zij zette één van haar bazen in, een briljante magister. Deze meester pareerde de aanvallen van de clan AB, hij bekwam een bestand.
Mijn eeuwige dank aan de bemiddeling van Sientje. Zij had niet alleen mij onderdak gegeven door voluit mijn emotionele winkel te koesteren, maar zij pakte ook moederlijk mijn dodelijk verloren zoon mee. In haar living hing een aandoenlijke foto van Vinnie op zijn koersfiets, zij brandde maandenlang kaarsjes en gaf grootmoedig mee zijn hoopvol boek uit. Misschien van het goede te veel, ik weet het nog steeds niet. In ieder geval ik kon geen tegenbod geven, ik was in dit geval een maatje te klein voor de stille en bescheiden grootheid van dit onooglijke vrouwtje. Ik schoot hopeloos te kort in de wederzijdse liefde die ik had moeten bieden.
Ons afscheid was extreem pijnlijk, ik verdween met een kort bericht. Ik liep opeens weg, terug de nacht in, bewust alleen. Ik wilde weer het diepe donker in, daar kon ik beter wenen. Dat deed ook Sientje, neergezegen, een hartverscheurend tafereel, hoorde ik later van zogezegde vrienden.
Maar ze is om nooit te vergeten, te mooi om waar geweest te zijn. En toch was ze er, op grandioze wijze, in haar groot verblinde liefde. Ze nam tijdelijk een man met pijn op, in haar huis, in haar armen, in haar hart.
Ze gaf een plaats aan zijn zoon, ze ruimde baan voor de dood. En soms huilde ze ook, ze was al zo vaak gekwetst. Ik draag sommige van haar krassen nog altijd mee, schuldig. Sientje, fragiele ballerina, excuseer mij.