Vorige week donderdag reed ik met mijn geliefde een ereronde in Leuven, wij vierden de 100ste verspreiding van ons boek Testament van Taal 2020. De gelukkige bestemmeling was een eenzame bejaarde, hij kreeg een gratis exemplaar. Hij beloofde ons ‘eens gelezen, daarna door te geven’ aan al zijn vriendinnen in het rusthuis. Dat waren er een flink dozijn, pochte hij, zowel platonisch als ersatz-lichamelijk. Op sommigen botste hij dagelijks met zijn rollator, zijn manier om contacten te leggen. Aan internet deed hij niet meer, te veel tijdverlies met porno vond hij. Hij ging voor het betere werk, zie ons boek, die erotiek zag hij wel zitten. Dank u Arthur!

Toen wij onze bejaarde rakker verder lieten rollen met zijn loopmachien, knalden wij op een andere rustieke jongen. Ik kende die weerbarstige kop van ergens, het was een minuscuul mannetje, breder dan hij groot was. Hij liep met een sukkelachtig drafje en een spiedende blik. Dat duidt op gevaar, dacht ik.
Het was zo’n type dat meedogenloos in een zacht lachen kon uitbarsten net voor hij iemand wurgend vermoordde. Was het een gepensioneerde acteur of een gewezen crimineel die bijkluste op TV als eeuwige, lege figurant in Thuis of Familie? Ik betrouwde die kerel niet, ik waarschuwde mijn vrouw.

Nathalie maakte bij het zien van die man direct rechtsomkeer, zij ging hem achterna. Ik verschoot, maar anderzijds, zo ken ik haar wel. Zij kickt op gevaar, haar enige afwijking. Toegegeven, zo kwam ze ook ooit op mij afgerend.
Ik bedaarde haar snel en de rest is een geschiedenis van liefde. Sindsdien vormen wij een onafscheidelijk paar.
Het was in casu dus aan mij om haar bij te staan in het potentiële gevecht tegen deze verse vijand.

De kobold (sorry, ik kende zijn naam nog niet) vertraagde en was meteen klaar om mijn geliefde in zijn veel te korte armen op te vangen. Wat hij plots zag, was blijkbaar zo mooi dat hij zijn schoonste televisie-glimlach ontplooide.
Mijn frank viel opeens, ik herkende zijn kostuum, het is te zeggen die klassieke pull met V-kraag en dat frommelhemdje eronder. Het was inderdaad onze VRT-dokter, ongeschminkt maar ook niet te erg verminkt door mogelijke sporen van spontaan gedrag. Zijn lach was vrij gebetonneerd, wat zijn vele tegenstanders bestempelen als nogal fake. Ik kon dat niet weten, ik heb nooit een media- noch komedie-training gekregen. Nathalie wist er alles van, koket maar kordaat sprak ze hem aan: dag meneer, bent u soms Marc Van Ranst? Jawel madam, klonk het.

Ik zag daar ter plaatse de medische redder van het vaderland smelten.
Hij maakte haast een knieval voor mijn stadse madonna, hij prevelde beleefd of hij haar misschien kon helpen met advies over corona of beter nog iets over scoren in het Vlaamse televisielandschap. Nee, zei mijn geliefde, ik ben de mama van Barry, ge-weet-wel.

Hier cursiveer ik mijn verhaal. Ik verwijs naar mijn column Twitteroloog van 19 juni 2021. Een story over de politie, twitteren en een polemiek tussen mijn liefzoon en een zielige dokter die met aandachtsziekte kampt. Barry was in de val getrapt van de mediatieke arts, hij was verbaal uit zijn krammen geschoten en betaalde achteraf het gelag: recherche en parket. De covid-coryfee was met de politionele eer gaan lopen. Loser noemde ik hem toen. Hij weigerde achteraf het gesprek, geen tijd zei hij. Wegens continu bedrijvig met public relations, zijn verschijningen op het scherm, in debatten en spelletjes, in gazetten en bij lucratieve evenementen in de ludieke vrijetijdssector. Marc Van Ranst veegde vierkant zijn dik gat aan de pedagogische nazorg bij de ontsporing van een jongen met soms een zwakkere kant. Dat verweet ik hem. Zoals Nathalie dat deed ter plekke.

Mijn geliefde betoonde zich poeslief tegenover meneer de opperdoktoor. Ze beet hem geen oor af, maar attaqueerde hem erg hoffelijk en sexy koosjer met zijn manifeste tekortkoming tegenover onze zoon. Marc Van Ranst stond perplex, met de mond vol (zichtbaar niet zo gezonde) tanden, hij lachte schraal. Toen herpakte hij zich, zijn mediatechnieken indachtig, hij gaf Nathalie groot gelijk. Maar het was corona-oorlog geweest, schone mevrouw, en hij had als prof-viroloog aan het front gestreden, ge wilt niet weten wat hij had meegemaakt. Wat een gezever dacht ik (net iets te hardop) en hij haalde meteen uit naar mij: dat hij over zijn eigen tijd mocht beschikken en dat ik daar geen affaire mee had als hij het parket links liet liggen, inclusief de besognes om een kwetsbare jongen. Dat siste hij als een agressieve gifslang (uit het asiel ontsnapt) naar mijn hoofd, en in één tijd schakelde hij de knop van zijn kop om. Hij zoetvooisde naar de mooiste die hij ( professoraal geslepen als hij was) wou behagen, met zijn aangeleerde lachjes uit de  commerciële mediatheek van onze TV. Maar Nathalie stond hoog op haar fiere benen, ze sprak beheerst verder en gaf hem onverdroten zijn vet. Ik zag zijn aseksuele pullover krimpen van groot respect voor de bom van schoonheid die hem overkwam, én totaal overklaste. De bekrompen man in de omhooggevallen arts was als betoverd. Adoratie had de overhand. Zo geschiedde het onmedische wonder, onze televisiedokter zei… pardon.

Een stamelende Marc Van Ranst verklaarde dat hij alsnog het gesprek met onze Barry wilde aangaan, bijgestaan door de mama (las ik glashelder zijn gedachten). Dat was zonder mij weliswaar, zijn harde conditio sine qua non. Het leek een schoon gebaar, maar niet helemaal ontdaan van een plan B (veronderstelde ik), want eventueel mits een annex, dat wil impliciet zeggen: hoge ogen gooien in de media. Zo interpreteerde ik de mogelijke gedachtengang van de grootviroloog.

Het neemt niet weg dat ook ik hem toch bedankt heb. Op het eerste zicht bleek hij zeer sportief, en zeker vrij toegankelijk, want wij hadden hem onverwachts en koud gepakt, op straat, zomaar op de stoep. Mijn vrouw had hem met haar blitse verschijning aan de grond genageld, hem tevens wel in zijn waarde gelaten door hem correct en eerlijk maar tegelijkertijd bikkelhard aan te spreken. Dat had een psychologisch knaleffect gehad. Van Ranst betoonde zich een man die ons te woord wilde staan, instant en zo we wilden ook later, mét de zoon in kwestie.
En hij excuseerde zich nogmaals. Tja, toch niet niks.

Zo, dat was weer afgehandeld. Wij lieten hem beschikken, hij wenste ons nog het allerbeste. Wij gingen over tot de orde van de dag: schrijven en de liefde bedrijven. Dat laatste doen we zelfs op de fiets, erg acrobatisch maar enkel platonisch zolang we op straat zijn. Denkend aan Arthur met de rollator.

 

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *