Geachte aartsbisschop,

Ik stuur u hierbij een brief die handelt over de streken van een deken.
Het gaat over Felix Van Meerbergen uit Diest. Ik contacteerde hem drie keer aangaande een kerkrechterlijke kwestie. Hij gaf telkens niet thuis.

Ik kon hem pas in zijn kot aantreffen toen ik direct op zijn gsm belde.
Hij wist perfect wie ik was, hij had een grote voorkennis. Hij sprak meteen met de gekende dubbele tong van slaan en zalven, een ouwe truc van uw fabriek. Hoe fout kan een hogepriester toch zijn tegenover vaderverdriet?!

Leest u maar mee. Geneer u vooral niet als u wil over gaan tot oordelen.
In mijn epistel aan deken Felix is er sprake van Het Lied van Vinnie. Voorjaar 2019 postte ik het ook in uw aartsbisschoppelijke brievenbus. Ter inzage, of ter lectuur liever.

Ik heb nooit iets van uw diensten gehoord. Of zijn we met onze doden bij u niet aan het juiste adres? Viert u liever het bruisende leven met brevieren? Ligt het boekje verloren in een stoffig hoekje, onder een stapel kartonnen dozen met beschimmelde hosties? Is het bisdom soms een vermispost?

Mijnheer de aartsbisschop, ondergetekende heeft meer dan 20 jaar bij drie Koningen (u wel bekend) gewerkt.
Het was de hoffelijke gewoonte bij onze monarchen om elke brief of bede te beantwoorden, uit een strikt principe, of het schrijven nu van de adel of van bedelman kwam.

Ik hoop dat u daar een beetje van opschrikt. U kan dit misschien gaan biechten bij uw hiërarchie in Rome.
Doe dan ook eens een goed woordje voor mijn kameraden de homo’s. Ik behoor niet tot hun seksterrein, maar ben wel sympathisant van hun legitieme eis op gelijkberechtiging. Haal die mensen weg uit dat hokje van de schande en van de zonde. Jullie priesters hebben ook een piet, iemand moet er toch aan trekken.

Terug ter zake, het ging me primordiaal om uw valse koorknaap uit Diest. Kapittel hem!


Geachte deken, beste Felix


U verleende mij onlangs de eer van mijn oproep per gsm op te nemen. Een paar dagen voordien was u niet ingegaan op mijn vraag per sms. Ook twee daaropvolgende berichten via facebook liet u onbeantwoord. Per email kon ik u niet bereiken want uw apparatuur bij kerknet haperde.

Geef nu zelf toe, dit is toch bepaald geen laagdrempelige bereikbaarheid. Ligt de lat zo hoog voor een ongelovige?
Preekt een deken enkel voor de eigen kudde? Akkoord, ik behoor niet tot uw schapen, maar u kent me wel.

U doopte Martje, mijn jongste kleindochtertje, op 10 september 2017 in de Allerheiligenkapel te Diest.
Mijn zoon was toen waarschijnlijk reeds ziek, maar weinigen die het wisten.
Hij zat naast mij tijdens de doopplechtigheid, onze laatste blije foto samen in dit aardse bestaan. Hij had mij met het peterschap bedeeld. Ik was zeer vereerd. Ik dankte met een korte toespraak, zeer gemeend maar ook met een lichte ironie, een knipoog naar Vinnie. Het was een één-tweetje tussen vader en zoon. U kon er zo te zien niet echt mee lachen, ik had u en uw instituut braaf gehekeld. Ik kende uw stekels toen nog niet.

Achteraf sprak ik u aan. Ik maakte me kenbaar als een medestudent uit onze tijd op het Sint-Jan Berchmanscollege in Diest. Dat zei u niet veel. U ging niet verder in op mijn poging tot een gesprek. Ik probeerde nog met een hint naar uw heimat nabij Scherpenheuvel, maar dat ketste u ook af. Het was te scherp door de bocht, u duidde het mij ten euvel? Ik kwam te dicht, dat was wat ik dacht. Ik zou de pastoorskroon mogelijks kunnen ontbloten met wat spitante anekdotes uit het onooglijke gehucht Schoonderbuken. Ik had er familie wonen, u ook, dat schept duidelijk geen band, vreesde de vertegenwoordiger van de Schepper hier te lande.

Ach Felix toch, arme jongen, representant van een afkolvende parochie. Zo bedremmeld en zo ontredderd dat ge daar waart ten gevolge van de onkatholieke strapatsen van een bijna afgeschreven papa.

Twee maanden na die nog net vrolijke doop kreeg mijn zoon Vinnie zijn doodvonnis. Tien maanden later was hij vertrokken. Hij kwam niet terug.

U kent zelf ook de rest van het verhaal. Ik schreef Het Lied van Vinnie, een ode aan mijn overleden zoon (icoon van moed en hoop). Ik maakte er tegelijk een actie voor Kom op tegen Kanker van. Alles uit eigen zak betaald, de giften gingen rechtstreeks naar KOTK. Zo hoort het ook.

Ik bezorgde u een exemplaar per post, met een begeleidend briefje.
U reageerde niet, dat had ik misschien ten onrechte wel verwacht. Ik beschouwde u vooralsnog als een gerant van de winkel van het Hart.

Twijfel besloop mij, gemankeerde werking van de Post, verkeerd adres?
Ik bezorgde nog eens twee exemplaren aan één van uw medewerkers in Waanrode. Weliswaar een schimmige en schichtige man, maar non-verbaal knikte uw knecht vanuit de kier van zijn winterkwartier bevestigend: hij zou de boekjes aan zijn meester bezorgen. Ik dankte, hij klapte de deur dicht. 

Weer wachtte ik op uw fijne feedback als kleine kerkvader, een woordje van troost zou toch tot uw core businnes kunnen behoren. U ging blijkbaar niet akkoord met mijn plausibele veronderstelling. Wegens kerkelijk niet correct?

In de tussentijd verscheen u wel uitgebreid in het woke weekblad Knack. We lazen dat u een fanatieke tateraar op de sociale media was geworden. Wat een gedram allemaal, om te zeggen dat u een trendy geestelijke was.
Maar via de traditionele kanalen van het te lezen boek en het geschreven woord had u van mij blijkbaar niks gehoord. Ik ben ook niet zo tof en hip, noch blits en modern, ik verloor gewoon mijn enig kind.

Bij de onfrisse verwikkelingen na het overlijden van Vinnie waren ook wat spijtige familiale anomalieën. Ik heb er op een ander plek uitgebreid over geschreven. De deken heeft er gretig over mee gezeverd, nietwaar Felix? Op zeker moment werd mij zelfs het peterschap over Martje afgepakt. Althans in zoveel venijnige woorden werd mij dat meegedeeld. Dat kwam verschrikkelijk hard aan, want ik blijf de vader van mijn zoon. Hij had me dat peterschap geschonken, dat was een emotioneel cadeau.

Opeens werd ik gedegradeerd tot het niveau van opa, tweedegraads dan nog. De toegang tot mijn kleinkindjes werd beperkt tot zo goed als niks.

Beste deken, u bleek zeer goed op de hoogte te zijn toen ik u hierover belde. U begon meteen met me te tutoyeren, bizar toch, u had me zelfs nog nooit gecondoleerd. U sprak direct met kennis van zaken over de vertroebelde relatie met de schoonfamilie van Vinnie. Ik hoop dat ik u nu niet te erg teleurstel, maar die band is stukken beter geworden. Verheugt u dat?

Ik wou echter enkel van u weten of een peterschap ongedaan kan gemaakt worden. U moest drie keer een aanloop nemen om mij te bevestigen dat een peterschap kerkrechtelijk voor de eeuwigheid is ingesteld. Dank u, deken. En dan begon u te wiebelen en te wringen…

Nee Felix, niet meer aandringen, echt niet repetitief volharden met uw afzwakkende ‘maar’. Ik wil het niet meer horen. Uw irritant opdringerige pogingen om bij de ‘tegenpartij’ een te aanvaarden emotioneel bezwaar te poneren, mét uw impliciete sympathie. Dat was duidelijk, u wou onder het gebod van uw eigen God uitkomen. U zocht een laf en sentimenteel achterpoortje. U wou sjoemelen en tegemoetkomen aan de woekeraars van het labiele peterschap. Hoe vaak had u al samen een potje zitten wenen met die burgerlijke vertegenwoordigers van weduwen en wezen?

Lees het hier nog eens na, uw expliciete woorden: het peterschap is voor de eeuwigheid ingesteld. Vinnie heeft die persoonsgebonden beslissing met zich meegenomen. Ik zal het op mijn manier voor u vertalen mijnheer de hoofdpastoor: wat door uw God verbonden is, kan door de mens niet verbroken worden. Is dat goed gesproken of niet, gij sjofele godsgeleerde.

Ge hebt op mijn hart getrapt, Felix Van Meerbergen. Op mijn al zo zwaar aangetaste en door smarten overbelaste vaderhart. Nooit hebt ge mij willen benaderen als een man die zijn zoon verloren had. Ik was voor u een snoodaard en een zondaar, de makkelijkste categorie om onchristelijk te klasseren.

Maar voor mij is er niks geklasseerd, ik trek nog eens alle registers open. Ik stuur dit belastend relaas naar uw aartsbisschop. Opdat hij zou weten van uw achterbakse streken in het niemandsland bij Diest. De historiek van een drieste deken, die zogezegd zegent en zalft, maar met vervalste taal veel littekens slaat. Een triestige priester van een gelukkig (!) snel uitstervend ras. Ik wens hem een hoop ambras bij zijn chef in Mechelen.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *