Germain is een rare gast. Hij woont in de blok naast de mijne, waar hij zich als blokoverste gedraagt. Gezonde eigenwaan of misplaatste grap?
Maar inderdaad, hij heeft een vaag mandaat, de beheerder stelde hem aan als manusje-van-alles. In theorie behelst dat veel, in de praktijk is dat twee keer niks, vrij vervelend, niet in de laatste plaats voor Germain zelf. Om kort te gaan, hij moeit zich tóch met alles, elk probleem is voor hem de perfecte gelegenheid om een incident te creëren. Daar slaagt hij meesterlijk in. Onmogelijk om hem over het hoofd te zien, bij de kleinste onraad duikt hij op, hij houdt de wacht in alle kelders, zelfs tot op het dak.
Hij sluipt langs trappen en hij luistervinkt aan iedere deur, elk zuchtje geeft hem lucht, commotie bezorgt hem kicks. Hij achtervolgt de zelf verzonnen dieven en hij ruikt van ver de dealers, hij heeft een lijst van drugs op zak, hij snuift en inhaleert, hij spoort de onverlaten op die coke of weed proberen. Hij ziet ze overal speeden in zijn gefantaseerde wereld.
Detective Germain doet plechtig zijn werk. Soms draagt hij ook zijn petje van spion, hij snuffelt aan de klinken en hij loert door kieren, linke boel of iemand-met-een-ander-op-de-zwier, niets ontgaat zijn waakzaam oog. Hij spiedt en speelt zijn informatie door aan wijkagenten Zus en Zo, zij horen dagelijks zijn megafoon langs mail en ander clandestien verkeer. Hallo?
Ik was ooit zijn favoriete aanspreekpunt, hij zag in mij een medestander, zijn verzonnen maat van de fictieve politie. Hij maakte mij deelgenoot van elke vermeende malversatie in de blok, hij attendeerde gluiperig (als een ziek kruipdier) op mogelijke buitensporigheden, hij zag overal zedeloze feestjes en op ieder onverlicht terras ontwaarde hij stimulerende plantjes. Hij hield van het duister om de medemensen te besluipen, het licht was te pijnlijk voor zijn waarheid.
Want Germain vergist zich namelijk vaak, spijtig voor de blokbewoners groot en klein, hij is niet altijd even proper in zijn praatjes, hij richt overal zijn schade aan. Soms is hij zelfs een lafaard, hij pleegt graag verraad achter onze rug.
Zo wou hij onlangs zelf verhuizen, hij verkoos een ruimer appartement. Zijn oog was gevallen op een oude vrouw haar woonst. Het dametje draagt een bochel en veel ander leed, ze is pas weduwe. Haar man was de minuscule Hugo, een soort kobold, maar goed van inborst. Hij was de voorganger van Germain, een loyale duivel-doet-al. Nergens werkte hij voor de politie, hij was meestal dapper discreet, een meester van het compromis. Germain trad in zijn voetsporen, met slijk aan zijn schoenen en modder in de mond. Germain haalt graag herinneringen op aan Hugoke, doorspekt met flauwe mopkes, zijn trouwe handelsmerk.
Nu wil hij ook dat appartement inpalmen waar de onooglijke weduwe woont. Hij vroeg mijn medewerking, of ik in het complot wou treden, hem steunen met een valse noot, een declaratie op eer dat hij die nieuwe woonst verdiende wegens zijn gezondheidsprobleem, uiteraard geestelijk geneeslijk. En dan zou hij ook een psychiater tevoorschijn toveren, met een certificaat om zijn urgente nood aan ruimtelijke uitbreiding te promoten. Tezamen zouden wij ons dan naar de beheerder van het gebouw begeven, de handen vol foute handel om de weduwe weg te duwen. Dat was het plan van Germain. Ik heb hem genegeerd, ik was gegeneerd. Deze gore constructie kwam dus uit de bek van een linke man die zich graag correct linksig gedraagt, zijn rode vlag hangt dagelijks uit zijn omvangrijke bermuda-broek, hij stookt tegen regering en overheid. Hij bekokstooft en kookt ongestoord uit zijn onwelvoeglijk receptenboek.
Germain noemt zich graag de conciërge van de blok. Hij is eerder de klerk van foute boel en achterbaks gedoe, sorry dat ik hier stout chargeer, maar niet ten onrechte, dat soort rode mensen met hun patent op averechtse rechtvaardigheid wil ik nergens meer geloven, dan liever rechts en eerlijk vredelievend.
De waarheid ligt nog beter in het midden van het bed, ik zoek dus mijn weg in het brede centrum waar de kleine burger woont, van blank tot donkerzwart, maar zonder stiekeme spionage, zonder vuige sluipwegen. Het gaspedaal mag open, op onvervaard rechtdoor. Germain is een stille tegenligger, een spookrijder in de blok, het ijlings gevaar op onze baan.
Hoe eenzaam kan een man zijn dat hij gaat collaboreren met ingebeelde correspondenten? Zijn contact met de Gestapo van het getto in zijn kop.
In niks een fidele kerel, meer een fabeldier, een gekke fantast die overal de onvrede genereert, een gedreven verlinker en verklikker, verhangen aan achterklap en slechte grappen.
Ik wens hem beterschap, door bijvoorbeeld een dikke hete vrouw in zijn bed te leggen, dan zou hij de handen vol bezigheid hebben, om dagenlang mee klaar te komen. Een nooit eindigende taak, tot de dood er op volgt.
De finale climax in zijn hart, zijn lijf dat stokt in een laatste orgasme, mooi toch. Wat een zalig einde voor mijn buurman Germain, het onbeschrijflijke fallische opstijgen. Dat gun ik hem graag, die ultieme overdosis liefde.
En de dood heeft hier het laatste woord, toch weer met kleine wanklank.
Het gaat nogmaals over Het Lied van Vinnie. Toen die ‘zoveel honderd’ exemplaren bij mij gingen geleverd worden in maart 2019, zorgde eens te meer Germain voor de onfrisse kink in de kabel. Hij dook schimmig op uit zijn spionnenspelonk en verhinderde dat een besteldienst het palet met boeken op de drempel van de lift mocht zetten. Hij haalde een inwendig reglement uit zijn jas en speelde harteloos de paljas. De sneldienst droop traag af, beschaamd om alle kabaal. Ik stond perplex, bleef verweesd ter plaatse achter, leeg mijn handen, mijn hart weende van onmacht.
Om de hoek verdween nog rap de bermuda-broek in een schichtig spurtje, die onvoorstelbaar dwaze quasi-conciërge. Hoe hatelijk kan een man zijn?
Ik haat niet, ik verhaal.
Het is nog allemaal goed gekomen, de boekjes werden in extremis toch geleverd. Ik heb Germain vergeven, nog één keer, ik wens hem vrede.