Ik ga hier soms nogal tekeer. Dat weet ik, ik besef het evenzeer als de lezer. Er zullen zich wel bepaalde mensen geschoffeerd voelen, daar ben ik me goed bewust van. Ik wil me daarvoor excuseren, maar niettemin, het blijft geschreven. Wat ik hier neerpen, is telkens weer de allerindividueelste uiting van een hyperpersoonlijke opinie, een instant gevoel, een actuele mening.

Het is mijn kijk op mensen en dingen die ik ter plekke ontdek. En dat kwak ik neer, in één geut. Ik stort die woorden zonder slikken uit, ik neem geen blad voor de vranke mond, ik bevlek mijn klavier, ik torpedeer de laptop. Mijn wapen is extreme eerlijkheid.

En daar zal mijn omgeving moeten mee leven, ik schrijf wat ik denk.
Het is ook mijn laatste verweer tegen een goegemeente die het niet altijd zo goed met mij heeft voorgehad. Mijn familieleden allerhande, ook de aangetrouwde en hun uitlopers, de boze mensjes uit de buurt, de scheve bekkentrekkers elders, de hypocriete eertijdse vrienden, de wankele collega’s elders etc. Het volstaat blijkbaar dat je een kind verliest om de hel van de mensen over je heen te krijgen. Dat heb ik geconstateerd.

En daar heb ik lessen uitgetrokken. Zo heb ik leren schrijven, om terug adem te krijgen, om zelf niet ten onder te gaan, mijn zoon in de dood achterna. Dus ik overleef, en wat u hier leest, dat is mijn verweerschrift.

Als dit boek wordt gepubliceerd kan ik de hoon van honderden zogezegd gedupeerden over me heen krijgen. Dat is dan mogelijks mijn verdiende loon, die rekening wil ik betalen. Maar ik behoud wel mijn eer, mijn fierheid als getroffen mens en mijn trots als vader en als opa. Want ook mijn kleinkindjes zet men tegen mij in. Niks is een bepaalde soort teveel om mij eronder te krijgen, vandaar dat ik woorden inzet, dat ik mitrailleer met taal, ja het leest soms als oorlog, wel, dan is dat maar zo.

Hoe akelig alleen was mijn wereld gedurende bange maanden na het heengaan van Vinnie. Ik ploeterde aan het Lied, zamelde geld in voor Kom op tegen Kanker, investeerde uit eigen zak, stroopte gans mijn binnenkant af en… ik werd direct bedankt met wansmakelijke dreigingen, een barbaarse advocaat en hangende rechtszaak. De gewezen fatsoenlijke familie AB ging compleet hysterisch overstag, ik werd ongehoord en ongezien herdoopt tot definitieve zondebok. De horror zocht en vond zijn vervolg, de dood van Vinnie volstond blijkbaar niet, men verkoos een tweede lijk. Zijn vader.

Buitenstaanders gaven me applaus maar de intimi werden minder intiem.
Er ontstond plotse verwijdering, in eigen kringen werd er ten alle kante akelig gezwegen, ik werd ontweken. Men fietste met een boog om mijn problemen heen. Ik was compleet verweesd, tot er een flamboyante tegenligger kwam aan gepeddeld. Dat was Nathalie, knap en elegant.

Sindsdien zijn we met ons schone twee, zij leest mijn leed, zij kijkt mijn teksten na. Ik krijg haar zegen, tot op heden toch. Dus ik tokkel door.

Bovenstaande bevindingen bedenk ik ook niet altijd zelf. Als ik het heb over die dwangmatige momentopnames, de tergende wrevel die ik moet en wil uiten, de taalruimte die ik me creëer om te kunnen ademen, dan is dat een theorie die ik ook elders lees. Bijvoorbeeld recent nog, bij Erica Jong, de sexy schrijfster uit de seventies, een erotische literaire diva. Een warme vlam in woord en daad. Zij schreef vrank en vrij, zeer libertijns van aard, maar ook eigengereid, zij wou zich bevrijden van haar makke omgeving. Zij smeet alle totentrekkerij overboord en pende zich een plaats met gans haar hete lijf en haar verschroeiende mening. Zij ging op zere tenen staan, zij plaagde mens en maatschappij met uitgeschreven vrijheid.

Het ging om meer dan seks, zij kwam op voor haar eigen zijnsvorm, haar intiemste trots, haar fiere kern, extreme trouw aan haar vrouwelijkheid. Erica Jong heeft haar strijd gewonnen, tegen de verstarde samenleving. Zij heeft zich een weg gebaand, een brede boulevard getrokken tegen de onderdanigheid. Zij staat er nog altijd, zij overleeft alle dwaze aanklagers en dure advocaten puur op haar klasse, zij houdt stand in trouwe taal.
Onlangs las ik nog haar laatste werk, een soort testament met als titel ‘Het verleiden van de Demon’,  schitterend toch, een ode aan volharding, aan eenzaam overleven, aan de eeuwige zoektocht naar de laatste liefde, met altijd weer het soelaas van lichamelijk genieten, de ultieme extase.

Daar trek ik me dus aan op, ik woon bewust in mijn teksten, ik schrijf gewoon verder. Rust en de rest vind ik bij Nathalie, ravissante geliefde.

Erica Jong toonde me tussentijds de weg, ze zette me ook op het spoor van Henry Miller en Anaïs Nin, vervolgens belandde ik bij Catherine Millet.
Allemaal illustere literatoren die vroeger tot een gedurfde voorhoede behoorden. Ik lees graag hun vrijmoedigheid, ik pak nog jaren na datum hun opgestoken vinger vast, hun fuck you attitude, hun neergesmakte woorden-rock ’n roll, hun hoog verheven stem tegen alle lage lelijkheid.

Dat zijn mijn helden en mijn meesters, leve hun zachte taalgeweld.
Zij brachten mij bij Claus en Brel, bij de zwier van Johan Anthierens.

Ik vertel een ander keer wel verder, nu moet ik dringend naar Nathalie. We gaan het leven vieren, met onze aparte manieren, heet en eerlijk.


 

 

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *