Margot Vanderstraeten loopt op lange mannequin-benen door het leven. Op dat hoge niveau lijkt ze soms met wat dedain naar de wereld te kijken. Het is misschien optisch bedrog, haar zwoel omfloerste blik kan evengoed verlegenheid en stille melancholie verbergen. Ik verkies de tweede optie.
Ze schreef twee jaar geleden de internationale bestseller Mazzel tov. In dat boek geeft ze een indringende kijk op het modern-orthodoxe Jodendom in Antwerpen. Ze kon als au pair dienen bij een streng Joods gezin en hield er een permanent verwonderde blik op Joodsheid aan over. De neerslag die volgde in geschrifte was een voltreffer, een kassucces, maar niet alle Joden gaven haar applaus. Ze werd bijvoorbeeld beticht van inbreuk op de privacy van haar broodheer. Daar valt over te discussiëren; ik pleit haar vrij. Maar schoonheidsfoutjes slopen er wel in Mazzel tov. Zo stoorde ik me een paar keer aan haar hyperkritische kijk op Israël. Lijkt me nogal makkelijk vanuit haar comfortabele canapé in de Antwerpse metropool. Wij worden hier niet zo vaak belaagd door barbaars terrorisme als in Israël.
Het land blijft evenwel een democratie, al dan niet gespierd.
Recent kwam er een vervolg aan Mazzel tov op de markt. Het boek is getiteld Minjan en deze keer staan de ultraorthodoxe Joden in de kijker. Ik vrees dat dit werk geen hoge toppen gaat scheren, wegens te geforceerd en te veel een afkooksel van de voorganger. De Joodse koe moest blijkbaar gemolken worden.
Het bevat ook een storend aantal inhoudelijke fouten. Pijnlijk.
Bij aanvang van het verhaal beschrijft de auteur een scène in museum Kazerne Dossin. Ze is er aanwezig ter voorbereiding van de expo Buren 2018 – Mazzel tov. Onderwerp is de chassidische gemeenschap in Antwerpen, vastgelegd in beelden van fotograaf Dan Zollmann en voorzien van onderschriften uit haar bestseller. Op zeker moment duiken er 12 à 13-jarige kinderen op, ze omstuwen een aanwezige ultraorthodoxe Jood. Dat blijkt Mosje Hofman te zijn, de zaakvoerder (samen met zijn broers) van restaurant Hoffy’s in Antwerpen. Vanderstraeten geeft dan verslag van de drukke babbel die zich afspeelt tussen het groepje kinderen en Mosje. Het gaat dan zogezegd over nogal indringende onderwerpen zoals het aantal meisjes en vrouwen die er geportretteerd staan (wel opvallend weinig volgens de kinderen), de sociale en familiale positie van de Joodse vrouw en de vergelijking met de cultuur van moslims. Het relaas loopt over een drietal pagina’s en wordt soms wat zwaarwichtig. Verdacht toch?!
Inderdaad, het is geen exacte weergave van wat er zich heeft afgespeeld. Ik kan het weten. Ik was de gids die de jonge scholieren begeleidde. Ik kwam met de groep opeens Margot Vanderstraeten tegen, herkende haar en vroeg of ze een paar minuutjes voor de kinderen had. Daar ging ze zuinig op in. Toen ontwaarde ik Mosje Hoffman, ik stelde hem dezelfde vraag, hij reageerde gewillig. Maar hij hield het wel kort, er werd effe vrolijk gekeuveld. Het gesprek had helemaal niet de zwaarte zoals de auteur het verwoordde. Het werd een vlotte babbel, maar oppervlakkig.
In het verdere verloop van het boek zal Mosje Hofman een prominente hoofdrol toebedeeld krijgen. De auteur schuwt haar lofbetuigingen niet. De zaakvoerder van restaurant Hoffy’s wordt opgevoerd als opper-Jood. Alle nobele eigenschappen worden hem toegedicht, als ware chassidische aristocraat wordt hij voorgesteld. Ik ga gedeeltelijk akkoord, als nijvere middenstander is hij onberispelijk. Een vakman bij wie de kassa rinkelt.
Ik was vier keer te gast bij restaurant Hoffy’s, telkens in goed gezelschap. Elke keer onderging ik het vaste ritueel: Mosje komt bij ons tafeltje en geeft een culinaire uiteenzetting, vermengd met wat uitleg over Joodse cultuur. Zijn aanpak is luchtig, hij schudt een witz (grapje) uit de mouw en besluit het gesprek steevast met de bestelling die hij zelf plaatst voor zijn klanten. Om ons te dienen, er is ook geen menukaart, geen prijzen. Ik trachtte telkens een woordje te placeren, maakte me kenbaar als gids in het museum van de Holocaust te Mechelen. Geen reactie van Mosje.
Ook bij mijn vierde passage herkende hij me niet. Mijn geld aanvaardde hij wel. De keer dat ik mijn groepje kinderen aan hem voorstelde was dan het vijfde persoonlijk contact. Ik bleek nogmaals een grote onbekende voor de hoogst nobele Jood.
Nog een onappetijtelijke uitsmijter, een niet zo smakelijk nagerecht. De laatste keer dat ik bij Hoffy’s kwam, was ik in gezelschap van mijn schone geliefde. Bij het afrekenen en buitengaan kreeg ik een vriendelijke goeiendag van de familie Hofman achter de toog. Nathalie werd compleet genegeerd, ze kreeg zelfs geen blik. Vrouwen zijn geen medemensen blijkbaar. Ik protesteerde per mail, Mosje excuseerde zich, maar dat pardonneert niks. Met al mijn diep respect voor Joodse mensen, het uitverkoren volk zijn ze niet, evenmin als wij, ook Mosje Hofman niet. Het ontbreekt hem aan stijl.
Het leest wat wrang als een idolate Margot hem blijft aandienen als de hypergevoelige man die zo begaan is met het trieste lot van de mensheid. Als de Koningin op bezoek komt bij de vernissage van de expo, gaat de auteur bijna in katzwijm. Ze ziet Mosje glunderen, hij krijgt de gunsten van Mathilde. Een hoop flauwekul voor een omhoog geschreven chef-kok, die ze boven de hoofden van het gewone volk stelt. Ze werkt overduidelijk met een bedoelingenmodus, ze fabuleert en ze ensceneert, ze geneert zich vooral niet. Ze vertelt voor het heldendom.
Beetje foute boel vind ik. Zoals die andere missertjes in haar verhaal. Zo beweert ze dat er vanuit de Dossinkazerne Joden, zigeuners en… homo’s werden gedeporteerd. Dat is schrikken, een nieuw element in de Belgische geschiedschrijving. Alle historici én gidsen verslikken zich bij deze primeur. Homoseksuelen werden weliswaar
in nazi-Duitsland als ongewensten gekwalificeerd en desgevallend geïnterneerd. Maar niet in België!
Vanderstraeten laat ook 27 transporten vertrekken vanuit Mechelen. Weer mis, miss Margot, het waren er 28. Nog een kemel van formaat begaat ze bij haar verslag over de overval op het XXste transport in Boortmeerbeek. Ze laat daar ter plekke ‘bijna 300’ Joden ontsnappen. Spijtig voor hen, het waren er maar… 17. Over het ganse traject in België konden er zich evenwel 236 mensen bevrijden. Haar boek spoort niet met de boekhouding van de SS.
Maar Margot probeert het goed te maken, ze laat in haar verhaal drie ‘standbeelden’ optrekken voor de dappere Joodse jongens die de trein overvielen. Beste lezer, ga er niet naar op zoek, het is boekenbedrog. Er staat enkel een sober monument vlak naast het gemeentehuis van Boortmeerbeek, verwijzend naar het XXste konvooi. Het stelt de voorkant van een trein voor en drie handen (symbool voor de mannen die de trein tegenhielden). De auteur die ook journaliste is, heeft haar huistaakje niet goed gemaakt. Er gaat wat werk zijn aan die 2de druk. Zonder dank hoor.
Voor de rest geen kwaad woord over Minjan. Restaurant Hoffy’s heeft prima reclame gehad, voor Mosje volgt er misschien wél dat standbeeld.
Ik moet toegeven dat ik het boek ook niet in zijn geheel heb gelezen, halverwege ben ik gestopt. Ik ben overgevoelig voor onnozeliteiten. Dus mijn oordeel is nogal halfslachtig. Maar niet aangaande Israël, de geschiedenis van dat land heb ik wel terdege bestudeerd. Vandaar dat ik op pagina 151 (van de 299 blz) de genadeklap kreeg toegediend.
Israël wordt er een theocratie genoemd. Ik neem aan dat Margot de barbarij van buurland Iran bedoelde.
Uitgever en eindredacteur mogen zich schamen. Dit is beter niet voor herhaling vatbaar.
Werk aan de winkel voor Margot als model 50-plus. Zo belandt ze niet op de straat met indianenverhalen.
Lees: H. Rosenberg, “Enige democratie in het Midden-Oosten”, één met theocratische trekken of een Constitutionele Theocratie, in Acta Comparanda, XXVIII, F.V.G., 2017, p. 25-68.