De alom gerespecteerde banaliteit van het kwaad

Deprimerende berichten bij het Verbond van de Gemeenschappen. Langs de wegen in Boekovina en Bessarabië liggen de lijken opgestapeld van Joden die uit hun huizen zijn verdreven en naar Oekraïne zijn gestuurd. Oude mensen, kinderen, vrouwen, zieken, zonder onderscheid, zonder aarzelen met geweld de weg naar Monguilev opgejaagd. Wat gaan ze eten? Waar gaan zij schuilen? De dood met een nekschot is een zachter lot. (…)

Een anti-semitische dolheid die door niks kan worden afgeremd. Nergens een belemmering, geen spoor van rationaliteit? Een anti-semitisch programma zou te verkiezen zijn. Dan zou men op zijn minst de grenzen kennen. Maar er is slechts beestachtig gedrag, schaamteloos, zonder controle, gewetenloos, doelloos. Alles is mogelijk, absoluut alles. Ik zie het gezicht van de Joden bleek van angst. Ik zie hun atavistisch optimistische glimlach op hun gezicht bevriezen, hun oude troostende ironie uitdoven. Op een dag, een dag ver in de toekomst, zal deze nachtmerrie voorbij zijn – maar wij, jij, hij, ik, wij die in mekaars ogen kijken, wij zullen sinds lang verdwenen zijn.