Het brengt ons tot nog een ander besluit. Het is geschreven door de twintigste-eeuwse filosoof Karl Popper en luidt als volgt: ‘Onbeperkte tolerantie leidt tot het verdwijnen van tolerantie. Als we tolerant zijn zelfs tegenover diegenen die intolerant zijn, als we niet bereid zijn een tolerante samenleving te verdedigen tegen de aanvallen van de intoleranten, dan zullen de toleranten worden vernietigd, en de tolerantie met hen.’
Woorden die Popper schreef in de Tweede Wereldoorlog, nadat hij Hitler via perfect democratische paden naar de macht had zien sluipen. Hij wist dus waarover hij sprak. Popper voegde er nog een boodschap aan toe. Ze is bestemd voor de politici, ook die van vandaag. Zijn exposé slaat spijkers met koppen. ‘Ik eis van de staat bescherming,’ aldus Popper, ‘niet alleen van mezelf, maar ook van anderen. Ik vraag bescherming van mijn vrijheid en die van anderen. Ik wens niet te leven bij de gratie van iemand met sterkere vuisten of grotere wapens. Dus ik ben volkomen bereid mijn eigen vrijheid van handelen enigszins te laten inperken door de staat, op voorwaarde dat de mij resterende vrijheid wordt beschermd, en als ik weet dat bepaalde vrijheidsbeperkingen noodzakelijk zijn. Maar ik eis dat het fundamentele doel van de staat niet uit het oog wordt verloren: de bescherming van de vrijheid die anderen niet schaadt. Daarom eis ik dat de staat de beperking van de vrijheid gelijkelijk aan alle burgers oplegt, en niet verder gaand dan nodig is voor een voor iedereen gelijke begrenzing van de vrijheid’.