Het decemberbruin zette in rond drieën ’s middags. Tegen vieren was het afgedaald langs het stuc van oude muren, het grijs van communistische woonblokken: bruine duisternis nam bezit van de trottoirs, en steeg dan verdikt weer op van de trottoirs en isoleerde de straatlantarens. Deze waren zwak geel in de onzuivere zwaarmoedige winterlozing. Luchtleed, noemde Corde dit. In het eindstadium van de schemering leek een bruin bezinksel de lantarens te omsluiten. Dan volgde er een asgrauw stervensmoment. De avond viel.