Hij zit aan tafel met een blonde bonk van vijftig en een donker madam van vijf jaar jonger. Zuidwestvlamingen. Ze spreken proper hun taal. Ze gaffelen beleefd hun eten naar binnen. Houden de conversatie tikkend gaande. Korte zinnen. Woordjes tussen de vlugge happen ingeslikt. Hun idioom van zuinigheid. Geen stadhuistaal. Nuchter Waregems kruist mes en vork met kort en krachtig Kortrijks. Een slagveld opgestapeld met salade, steak en friet.

Hij placeert een woordje mee. Beschaafd Vlaams-Brabants pratend. Mikt zijn teksten tussen man en vrouw. Switcht zijn aandacht tussen boezem en geroezemoes. De vijftiger gaat morgen velo rijden. In het veld. Hij houdt van slijk en bagger. Is een vrijgezel. Zijn winterfiets een minnares die warmte biedt. Hij zal zich op pedalen storten als een trapsoldaat. Met forse billen. Sterk zijn torso. Zwaar zijn afzet. Diep zijn duwslag. Hij voorziet een spel van lange adem. Geen genade met de zadeldame. Deze ersatz-penetratie. Pardon.
 
Zij zwijgt met tussenpozen. Droomt wat weg. Beschrijft haar sobere kerstboom. De pakjes met surprises klaargelegd. Voor haar man. Voor haarzelf. De kinders komen niet. Ze staan op skis in Zwitserland. Of in het Zwarte Woud. Voorzekers een land van witte leegte. Zij glijdt niet mee.  Te nuchter. Of te schuchter voor verzet. Ze houdt de pret in huis. Met skype en andere hypes. Oude wijn in nieuwe flessen. Voor haar vent. Een trouwe man aan drank. Zij krijgt zijn stijf bedankt op voorhand. Later in de nacht verslapt hij. Dat wordt weer niks vandaag.

Tristesse mengt zich met volgehouden opgewekt. Het is de vage schoonheid door de kerst gedrukt. Gewoon tesamen graag alleen gebleven. Nu het nagerecht. De stilte uit een beker drinken. Dan het teken geven. Zij staan op en gaan hun weg. Een Brabants paard dat langzaam draaft. De trage vreugde van het paar Westfleuten. Niemand zingt en niemand swingt. Ze zijn content met dit soort tegenfeest. Het Kerstgewin verliest. Zoals het is en was en zijn zal. Dat is al.