Passage uit de verhalenbundel “Een vriend van Kafka” – Isaac Bashevis SINGER (1904-1991) – Nobelprijswinnaar voor de Literatuur 1978.
Ik dacht: Wat is een zoon ook eigenlijk? Wat maakt mijn zaad belangrijker dan dat van iemand anders? Wat hebben die bloedbanden ook voor waarde? We zitten allemaal in dezelfde smeltkroes. Ga een paar generaties terug, en die hele menigte onbekenden blijkt dezelfde voorvader te hebben. En over twee of drie generaties zijn de afstammelingen van deze verwanten vreemden voor elkaar. Het is allemaal tijdelijk en van voorbijgaande aard – we zijn allemaal schuim op dezelfde zee, allemaal plantjes uit hetzelfde moeras. Als je niet van iedereen kunt houden zou je van niemand moeten houden.