Passage uit “Een verhaal van liefde en duisternis” (Amos OZ)

Soms bleef ik slapen bij opa en oma. Dan wees oma plotseling op een meubelstuk of een kledingstuk of op een persoon en zei tegen mij: ‘Het is zo lelijk dat het bijna weer mooi is.’

En soms ze ze: ‘Hij wordt zo slim, die slimmerik, dat hij niets meer begrijpt.’

Of ook: ‘Het doet zó ’n pijn dat je er alweer een beetje moet om lachen.’