Passage uit “Een verhaal van liefde en duisternis” (Amos OZ)

Zijn hart lag echter niet bij zijn zaken, maar bij zijn heimelijke, onschuldige verliefdheden, bij zijn ontroering, alsof hij een middelbare scholier van zeventig was, bij zijn vage verlangens en zijn dromen. Als hij zijn leven had mogen overdoen, volgens zijn eigen keuze en zijn ware neigingen, zou hij vast verkozen hebben van vrouwen te houden, verliefd te worden, hen volkomen te begrijpen, de vakantie met hen door te brengen in zomerverblijven midden in de natuur, met hen te roeien op meren aan de voet van besneeuwde bergen, hartstochtelijke poëzie te schrijven, knap te zijn, met krullen, gevoelvol, maar toch mannelijk, geliefd te zijn bij de massa’s, Tjernichovski te zijn. Of Byron. Of nog beter, Zeëv Jabotinsky: een groots dichter en een gevierd en aantrekkelijk leider, samengesmolten tot één geweldige persoonlijkheid.
Zijn leven lang hunkerde hij naar werelden van liefde en edelmoedigheid. Hij wilde niets liever dan vrouwen grootmoedigheid schenken en in ruil daarvoor hun eeuwige bewondering: hij dorstte naar een overvloed van beide, net zozeer als hij ernaar hunkerde én ervan genoot deze overvloed te schenken aan deze of gene vrouw, of aan het hele vrouwelijke geslacht.