‘Godverdomme,’ zei hij. ‘Er zijn mooie dingen op de wereld – en met mooi bedoel ik ook mooi. We zijn allemaal zo stom dat we ons laten afleiden.  Altijd en altijd en altijd alles wat er godbetert gebeurt onmiddellijk betrekken op onze eigen stomme egootjes.’
Achter hem snoot juist op dat ogenblik Franny met argeloze overgave haar neus: de knal was aanzienlijk harder dan men had kunnen verwachten van zo’n fijngevormd en teer uitziend orgaan. Zooey draaide zich om en keek enigszins bestraffend in haar richting.
Franny, druk bezig met verscheidene stukken kleenex, keek hem aan. ‘Ja, sorry, zei ze. ‘Mag ik mijn neus niet eens snuiten?’
‘Ben je klaar?’

Ja, ik ben klaar! Mijn hemel, wat een familie. Je bent je leven niet zeker als je alleen je neus maar even snuit.’