Zooey draaide zich helemaal om en keek zijn moeder aan. Dit was het moment waarop hij zich op precies dezelfde manier omdraaide en zijn moeder aankeek als op een zeker moment, in een zeker jaar, al zijn broers en zussen (en vooral zijn broers) zich hadden omgedraaid en haar hadden aangekeken. Niet slechts met objectieve verbazing omdat er een juiste waarneming, al dan niet fragmentarisch, kwam bovendrijven uit wat vaak een ondoordringbare massa vooroordelen, clichés en gemeenplaatsen leek. Maar ook met bewondering, genegenheid en, niet in de laatste plaats, dankbaarheid. En eigenaardig of niet, als het kwam aanvaardde mevrouw Glass dit ‘huldeblijk’ onveranderlijk zonder zich in het minst van haar stuk te laten brengen. Ze keek dan gracieus en bescheiden terug naar de zoon of dochter die haar die blik had toegeworpen. Nu keek ze met die gracieuze en bescheiden uitdrukking op haar gezicht naar Zooey. ‘Dat doe je,’ zei ze zonder beschuldiging in haar stem. ‘Noch jij noch Buddy weet hoe je moet praten met mensen die je niet aardig vindt.’ Ze overdacht dit nader. ‘Van wie je niet houdt, eigenlijk,’ verbeterde ze. En Zooey, gestopt met scheren, bleef haar aankijken. ‘Het is verkeerd,’ zei ze – ernstig, triest. ‘Je begint zo op Buddy te lijken toen die zo oud was als jij. Zelfs je vader heeft het gemerkt. Als jij iemand niet binnen twee minuten aardig vindt, heeft hij voor jou voor altijd afgedaan.’ Mevrouw Glass keek, in haar bespiegelingen verzonken, naar het blauwe badmatje aan het andere eind van de betegelde vloer. Zooey bleef zo stil mogelijk staan teneinde haar stemming niet te verbreken. ‘Je kunt niet door het leven gaan met zulke sympathieën en antipathieën,’ zei mevrouw Glass tegen het badmatje, draaide zich toen weer om naar Zooey en keek hem lang aan, vrijwel, en misschien helemaal, zonder iets belerends in haar ogen. ‘Onverschillig wat jij misschien denkt jongeman,’ zei ze.
Zooey keek haar strak aan, glimlachte toen en draaide zich weer naar de spiegel om zijn baard te inspecteren. Mevrouw Glass, haar ogen op hem gericht, zuchtte. Ze bukte zich en doofde haar sigaret tegen de binnenkant van de metalen prullenbak. Ze stak vrijwel onmiddellijk een nieuwe op en zei, zo nadrukkelijk als ze kon: ‘In ieder geval, volgens je zusje is hij briljant, Lane.’