Fotografisch bewijs toont Palestijnse leider Amin al-Husseini in een nazi-concentratiekamp

Moefti Al-Husseini maakt een rondreis door het nazi-concentratiekamp in Trebbin, een bijkamp van KZ Sachsenhausen, ten zuiden van Berlijn [beeldbron: Hamodia]

In 2017 plaatste het Kedem-veilinghuis in Jeruzalem drie van de zes voorheen onbekende foto’s op internet, waarop de grootmoefti van Jeruzalem, Amin al-Husseini, een nazi-concentratiekamp inspecteert samen met hoge nazi-functionarissen en regeringsfiguren.

Volgens de veilingmeesters was een deskundige van mening dat deze gevangenen dwangarbeid verrichtten in het kamp Trebbin bij Berlijn, dat van 1942 tot 1945 een SS-artillerie-oefenplaats was met een aftakking van het concentratiekamp Sachsenhausen in Oranienburg.

Gebouwd na de Eerste Wereldoorlog als een christelijke ‘Stad van Vrede’, werd het in 1935 overgenomen door de SS. Onder de gevangenen bevonden zich Joden uit Hongarije. Dwangarbeid, terreur en geweld kenmerkten hun dagelijks leven. Kedem hoopte dat kijkers zouden helpen bij het identificeren van mannen op de foto’s.

Het blijkt dat ik nu vijf van de buitenlandse gasten op de foto’s kan belichten – wereldleiders wiens aanwezigheid de transregionale geschiedenis tussen Europa, het Midden-Oosten, India en Amerika weerspiegelt.

De foto’s leveren ook onweerlegbaar bewijs dat alle aanwezige mannen nauwkeurige kennis hadden van het lot van de joden in Hitlers Duitsland – en van het waarschijnlijke lot van de joden in hun eigen land onder het nazibewind. 

Volgens Kedem zijn de foto’s gestempeld met “Photo-Gerhards Trebbin”. Deze zegel geeft aan dat ze waarschijnlijk zijn gefotografeerd in Trebbin, 30 kilometer ten zuiden van Berlijn, ‘rond 1943′. De zes foto’s werden geveild voor $ 12.300 aan een particulier die, ik zou zeggen, de overige drie afbeeldingen op internet zou moeten plaatsen als een humanitair gebaar aan de families van de gevangenen.

Slechts drie van de zeven mannen op de foto overleefden de Tweede Wereldoorlog en de onmiddellijke nasleep ervan. De twee Duitse functionarissen in uniform waren beiden direct betrokken bij de Holocaust. Voor en na hun reis naar het kamp ontmoette Adolf Hitler elk van de buitenlandse gasten afzonderlijk, waaronder de Palestijnse leider al-Husseini, de voormalige Iraakse premier Ali al-Kailani, de Kroatische Ustasha-ideoloog Mile Budak en de Indiase hindoe leider Subhas Chandra Bose. Dus wie waren ze?

Mile Budak was de ideoloog van de Kroatische etnisch-radicale, antisemitische Ustasha-partij, die een in 1941 opgerichte nazi-satellietstaat leidde. Aan de linkerkant staat Dr. Fritz Grobba, een voormalig gezant van Kabul, Bagdad en Jidda. Hij was een protestant en geen lid van de nazi-partij. Hij had sinds begin 1942 de leiding over het Midden-Oosten op het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken.

Grobba en de twee Arabische leiders op de foto hadden de anti-Britse staatsgreep in Irak gesteund, die medio 1941 werd gevolgd door de al-Farhud-pogrom. Daarin werden 179 Joden vermoord en veel winkels geplunderd. Meesterbreinen als al-Kailani en al-Husseini wilden daar in een 2500 jaar oude gemeenschap aangeven hoe Arabische joden behandeld moesten worden.

Foto 2, met Arthur Seyss-Inquart als tweede van links [beeldbron: Kedem Auction House]

Op de tweede foto staat de politicus Arthur Seyss-Inquart, die in 1938 Hitlers Anschluss van Oostenrijk voorzat en twee jaar later als commissaris voor bezet Nederland diende. Daarbij hield hij toezicht op de deportatie van 100.000 Joden naar vernietigingskampen en de slavernij van een half miljoen Nederlanders, van wie de helft als dwangarbeiders naar Duitsland moest.

Na de processen van Neurenberg in 1946 belandde Seyss-Inquart aan de galg voor zijn misdaden tegen de menselijkheid. Budak deelde dit lot een jaar eerder in Zagreb, waar hij als oorlogsmisdadiger werd opgehangen vanwege zijn beleid om Joden, Serviërs, Sinti en Roma naar vernietigingskampen te sturen.

Aan de andere kant zetten beide Arabische leiders hun anti-joodse en islamistische beleid ongehinderd voort na het einde van de oorlog: al-Kailani tot 1965 en al-Husseini tot 1974. Buiten Israël was het nazisme in het Midden-Oosten nauwelijks gedelegitimeerd, en zijn aanhangers kwamen vaak aan de macht nadat de oorlog was geëindigd. De Iraakse al-Kailani pleegde een staatsgreep in Bagdad, maar faalde. Hij werd ter dood veroordeeld en vervolgens verbannen naar Beiroet.

Heinrich Himmler, Reichsführer van de Schutzstaffel (SS): “Aan zijn Eminentie de Groot Moefti, een herinnering, 4 juli 1943”

Al-Husseini bevond zich ook in Beiroet, waar hij actief was in het World Islamic Congress, dat hij in 1931 in Jeruzalem oprichtte (hij opende een jaar later een Berlijnse vestiging). Met stevige steun klom hij op tot de eerste ‘Global Grand Mufti’.

Een moefti is een religieuze en juridische autoriteit die uitspraken over alledaagse zaken doorgeeft aan gelovigen in zijn rechtsgebied. Zijn overleden halfbroer Kamil was de vorige grootmoefti van Jeruzalem.

Al-Husseini ontving de titel in 1921 en om zijn transregionale erfenis van het Midden-Oosten na 1945 te behouden en uit te breiden, koos hij Said Ramadan voor Europa, in Zwitserland, en Yasser Arafat in het Midden-Oosten als zijn vertegenwoordigers.

De Mufti adviseerde Arafat in 1968 om de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (waar hij tot 2004 aan het hoofd stond) over te nemen en “Palestina te bevrijden”, opererend vanuit Gaza met Fatah-troepen.

Video: Opgedolven foto’s van grootmoefti en nazi’s worden geveild