Het religieuze aura dat Hitler kreeg was essentieel voor de nazi-ideologie en had grote macht in een land waar het ‘leiderschapsbeginsel’ zo’n aantrekkingskracht had. In de Hitlerjugend werd deze visie op de Führer weerspiegeld in speciale gebeden, waarvan er eentje op het Onze Vader geïnspireerd was:
Adolf Hitler, die onze grote Führer zijt, Uw naam doet de vijand beven. Uw Derde Rijk kome, Uw wil geschiede op aarde. Laat ons dagelijks Uw stem horen en beveel ons Uw leiderschap, want we zullen tot het eind gehoorzamen, zelfs met ons leven. Wij loven U! Heil Hitler!
Door dit soort devotie kregen het nazisme en de Führer de status van een nieuw geloof. De Führer werd een profeet. De vervolging van de katholieken en de greep van de partij op de protestantse kerken hadden vele burgers hun eeuwenoude geloofsbeleving ontnomen. De nazi’s beseften dat er een spirituele behoefte bevredigd diende te worden en dat de verboden kerst- en paasvieringen vervangen moesten worden door iets anders. De nazi’s grepen terug op voorchristelijke, heidense praktijken: de kersttraditie van de Noordse vikingen kwam in de plaats van Kerstmis en Pasen werd vervangen door het feest van de lentezonnewende.
De ceremonieën en rituelen die uitdrukking gaven aan het geloof waren makkelijk te verhaspelen tot nazi-praktijken, vooral als ze met militair vertoon werden gecombineerd. De partijdagen in Nürnberg waren een mooi voorbeeld van de nagestreefde combinatie van geloof en symboliek.