Het programma van de Hitlerjugend omvatte lange trektochten over het platteland en het actief beoefenen van vrijwel elke denkbare sport: hardlopen, springen, boksen, discuswerpen, hamerslingeren, zwemmen, turnen en allerlei balspelen.
De meer militaire sporten waren onder meer schijfschieten en schieten met een kleinkalibergeweer. Het werd voorgesteld of het ging om het leren omgaan met wapens, het ontwikkelen van een scherp oog en een vaste hand vanwege de vereiste accuratesse, maar dergelijke sporten waren natuurlijk de eerste stap in de kunst van het oorlogvoeren. Zelfs het Jungvolk werd getraind in vaardigheden die nuttig waren voor soldaten, zoals berichten doorgeven met vlaggen, fietsen repareren, telefoonkabels leggen en omgaan met nephandgranaten, luchtbuksen en geweren met een klein kaliber. Dit soort activiteiten werd voor het gemak ‘sporten’ genoemd en was daarmee niet in strijd met de bepalingen van het verdrag van Versailles, dat openlijke militaire scholing verbood.
Na 1935, toen duidelijk werd dat het verbod geen enkele betekenis meer had en het geen geheim meer was dat Duitsland zich herbewapende, deden de nazi’s nog steeds hun uiterste best om alles te verbergen wat oorlogszuchtig kon lijken. Men had zeil-, vlieg- en zweefvliegclubs opgericht en oriëntatieoefeningen waren aan de orde van de dag. De Hitlerjugend leerde kaartlezen, opvallende kenmerken in het landschap herkennen, afstanden inschatten, zich camoufleren en het terrein verkennen.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *