Je ligt op zestig kilometer afstand
Op hotel in bed mijn vrouw te zijn
In plaats van hier bij mij te zitten
Naar mij op te kijken of te koken
En de strijk te doen. Te zwijgen
Als ik spreek van al je plichten
Die je na moet leven om
Een nieuw gezin te stichten.

Tarara lach jij aan de telefoon
Jij vindt dat doodgewoon
Dat ik verhonger en vervuil
Dat ik me builen val aan
Wat niet op te ruimen is:

Het groot gemis dat mee
Aan tafel zit. Dat neerligt
In mijn bed. Dat dagen drukt
En nachten plet: tot ongeluk.

Verdorie lieveling ik ben nog triester
Dan voordien. Ik zie je morgen terug
Verschiet niet van mijn nieuw gezicht
Het lacht en kwijlt. Het bleit en brult
Van ongeduld. Ik heb een zenuwtic
Die zonder jou zijn eigen leven lijdt

En pas verdwijnt zodra jij zegt: mijn man
Hier is mijn lijf. Kom pak me want ik blijf.