Uit “Hitlers Frauen” van Guido Knopp (2001)

In dezelfde tijd dat ziekte en toeval het meisje Winifred in het huis van een vurige Wagner-bewonderaar brachten, ervoer een Oostenrijkse jongeman op een van de staanplaatsen in de opera van Linz zijn ‘bekering’. Wagners vroege werk Rienzi werd opgevoerd. August Kubizek, een jeugdvriend van Hitler en evenals hij een groot Wagner-fan, heeft over hun gezamenlijke opera-bezoek verteld. ‘Geschokt beleefden we de ondergang van Rienzi,’ schreef hij over die novemberavond in het jaar 1906. ‘En hoewel hij gewoon was om na een kunstzinnige ervaring die hem raakte, meteen te spreken en met een scherp oordeel de uitvoering te kritiseren, zweeg Adolf na deze opvoering lange tijd.’ In de geschiedenis van de Romeinse volkstribuun Rienzi, die zijn volk wilde bevrijden en tenslotte door verraad onder de puinhopen van het Capitool eindigde, had de jonge Hitler zijn eigen toekomst gezien. Kubizek beschreef hoe zijn kameraad hem plotseling in ‘grootse, meeslepende beelden’ kond deed van een ‘opdracht’ die hem het Duitse volk ‘naar de toppen der vrijheid’ zou laten voeren. ‘Het was alsof een ander persoon via hem sprak,’ zo ging Kubizek verder, ‘door wie hij met evenveel begeestering beroerd werd als ik.’ In 1939, toen Hitler Wagners Rienzi-motief al lang tot hymne voor zijn rijkspartijdagen had gemaakt, beschreef hij Winifred Wagner met trillende stem die nachtelijke ervaring in Linz: ‘Toen begon het!’
Wagners legenderijke toneelwereld, die vol tegenstellingen en heilsboodschappen scheen te zijn, had Hitler al in zijn jeugdjaren uitverkoren tot geestelijk vaderland. ‘Ik was onmiddellijk geboeid,’ beschreef hij zijn kennismaking met Wagners muziek in Mein Kampf, zijn politiek programma waarvan de titel verwees naar Wagners autobiografie Mein Leben. Aan een Amerikaans journalist vertelde hij dat hij vanaf die tijd naar opera’s van Wagner ging ‘zoals andere mensen naar de kerk’. Vlammende brandstapels, instortende godshuizen, de roes van de verlossing (…).