Uit “Hitlers Frauen” van Guido Knopp (2001)
Door de in 1916 gestorven Klindworth was Winifred politiek stevig onderricht. Begerig zoog ze het ‘volkse karakter’ op dat Wahnfried omgaf. Eva, haar andere schoonzuster, was met de rechts-radicale Houston Steward Chamberlain getrouwd. Deze wierp zich op als hoeder van Richards Wagners evangelie. Lang voordat Hitler zich ermee begon te bemoeien, schreef Chamberlain in 1905 over een ‘Arische wereldbeschouwing’ en raadde aan het ‘rijk te bevrijden uit de verstikkende omarming van de Joden’. Hij werd daarvoor door keizer Wilhem II hoogstpersoonlijk geprezen: ‘Uw boek over het Duitse volk en u persoonlijk zijn mij door God gezonden,’ zo luidde de boodschap van de monarch aan de Engelsman die zich zo druk maakte om het voortbestaan van de Duitsers.
Chamberlain had uit de omvangrijke en ideologisch ondoorgrondelijke gedachtenwereld van Richard Wagner de passages gehaald die in het ‘volkse beeld’ pasten. Vooral de antisemitische uitlatingen van de componist springen daarbij in het oog: ‘communisme en aandelenkapitaal’ zouden de ‘sluipende demon van het jodendom’ zijn, ‘het Joodse ras’ zou de gezworen vijand van de mensheid zijn.
Er is veel gestreden over het antisemitisme van Richard Wagner dat mede via Chamberlain in het denken van de latere nazi’s terechtkwam. Dragen Wagners werken een anti-joods gedachtengoed uit? Zijn de duistere figuren uit zijn opera’s projecties van een Joods vijandbeeld? Was zijn geschrift Het Jodendom in de muziek een theoretische onderbouwing voor een vernietigingsprogramma? Is de componist zelfs een ‘profeet’ die werd nagevolgd door de ‘uitvoerder’ Hitler? (…)
Zeker is wel dat Richard Wagner niet vrij was van antisemitisme dat in zijn tijd wijdverbreid was. Aan een miljoenenvoudige massamoord dacht hij daarbij uiteraard niet – zoals de negentiende eeuw geen enkele concrete voorbereiding van de Holocaust heeft opgeleverd. Zijn idee was eerder dat de Duitse Joden zo ver zouden ‘assimileren’ dat ze door de doop van hun jodendom ‘verlost’ werden. Wagners antisemitisme berustte daarmee op religieuze en culturele ressentimenten, niet op een racistisch vijandbeeld. Pas aan het einde van de negentiende eeuw, na Wagners dood, raakte deze denkwereld met radicalere ideeën besmet. Bayreuth, met de graalhoudster Cosima (Wagner) en de filosoof Chamberlain, werd een van de broedplaatsen waar een volks gedweep met het Duits-zijn een agressief programma opleverde. Dit aanscherpende mengsel van ideeën vormde ook de politieke overtuiging van de jonge Winifred Wagner.