Uit Knack van 1 juni 2016 – artikel van Walter Pauli.

In de regering-Di Rupo was Hendrik Bogaert (CD&V) staatssecretaris, vandaag is hij Kamerlid voor zijn partij. Bogaert laat het niet aan zijn hart komen: hij is actief op sociale media, zij het vaak met standpunten die meer aansluiten bij die van Bart De Wever (N-VA) dan bij die van zijn eigen partijvoorzitter Wouter Beke. ‘De CD&V is ‘het menselijke gelaat’ van deze coalitie, de N-VA de partij van ‘de modernisering’. Ik heb me nooit kunnen verzoenen met die rolverdeling.’ De West-Vlaamse

CD&V komt stilaan in opstand tegen Wouter Beke?

BOGAERT: West-Vlamingen zijn wel de laatste mensen om de revolutie te prediken. Maar er groeit wel een gevoel dat het vat af is. Wouter Beke heeft hard zijn best gedaan om CD&V op de kaart te zetten als een verbindende partij, met slogans als ‘Waar een wij is, is een weg’, en ‘Ik ben wij’. Hij heeft veel aandacht voor onze ‘gemeenschapsbouwende’ waarden, en terecht. Alleen hechten West-Vlamingen ook veel belang aan individuele waarden, zelfs aan de klassieke deugden van Plato: rechtvaardigheid, wijsheid, moed en gematigdheid. In West-Vlaanderen vinden we pas dat de samenleving erop vooruit gaat als de individuele mensen het goed hebben. En dat doe je in de eerste plaats door zelf hard te werken, in ons dialect: door je te weren. En wie zich weert, moet daarvoor ook beloond worden.

Een beetje hardwerkende West-Vlaming wil vooral loon naar werken.

BOGAERT: Dat is wat egocentrisch geformuleerd, maar het komt er wel op neer. Het klopt dat Vlaanderen groot kon worden omdat het een warme samenleving is, maar ook omdat dit een land is van harde werkers, van mensen die weten dat ze beloond worden als ze de handen uit de mouwen steken. Ook dat is een vorm van rechtvaardigheid.

Vandaar ook dat veel West-Vlamingen zich ongemakkelijk voelen bij de manier waarop vandaag over vluchtelingen wordt gesproken. Solidariteit goed en wel, maar mag van hen ook wat gevraagd worden? Is het zo vanzelfsprekend dat nieuwkomers vanaf de eerste dag volledige toegang hebben tot ons hele sociale systeem, of speelt nog het aloude ‘verzekeringsprincipe’ mee? Is het echt onmenselijk om van asielzoekers te vragen om eerst zelf ook even bij te dragen aan onze sociale zekerheid?

Ik stel de solidariteit niet ter discussie, wel de haast achteloze manier waarop we ermee omspringen. Uiteindelijk gaat het om respect: respect voor een systeem dat is opgebouwd door generaties lang bijdragen te betalen, respect voor de werkende bevolking die dat systeem schraagt.

In 2004 was ‘respect’ een CD&V-slogan uit de koker van de jonge Wouter Beke.

BOGAERT: Inderdaad. En we hebben er toen ook de verkiezingen mee gewonnen, he. Natuurlijk moeten we nieuwkomers helpen. Maar in de sociale zekerheid hanteren wij ook voor onze eigen mensen het principe van de wachttijd. Is het dan zo onlogisch om dat ook van nieuwkomers te vragen, bijvoorbeeld voor het kindergeld?

Menige Vlaming kijkt met argwaan naar wat nog altijd ‘de multiculturele samenleving’ heet.

BOGAERT: In West-Vlaanderen leeft het aanvoelen dat we naar moeilijke tijden gaan in ons relatie met de islam. Officieel kiest de CD&V nog altijd voor ‘dialoog’, en natuurlijk is dat goed. Maar die uitleg volstaat voor veel van onze mensen niet meer. ‘Politici hebben geen idee van wat er op ons afkomt’, zeggen ze. Ze zijn bang voor de toekomst en vragen zich af hoe sterk de islam over vijftig jaar zal zijn. Vandaar ook dat de mensen argwanend zijn. We moeten proberen overeen te komen met moslims, maar ergens stopt het ook. Zeker in West-Vlaanderen zeggen veel CD&V-kiezers dat we ons al méér dan voldoende hebben aangepast. Hebben onze katholieke scholen die islamitische symbolen wel nodig? Kunnen wij echt niet zonder halal?

Bent u het met die mensen eens?

BOGAERT: Ze vragen aan de politici: trek een lijn. In onze overlegdemocratie wil dat zeggen: ga onderhandelen. Zou het dan ook niet verstandig zijn om alvast onze eigen Vlaamse onderhandelingspositie op te bouwen?

U verwacht blijkbaar een moeilijk gesprek: ‘wij’ versus ‘zij’.

BOGAERT: De islam is een eerder viriele godsdienst, het katholicisme een meer feminiene religie – ik laat de kruistochten even buiten beschouwing. (grijnst) Jezus van Nazareth heeft in de godsdienst het concept ‘liefde’ gebracht. Wat er vervolgens kan gebeuren, weten we uit de speltheorie. Als de twee partijen het spel ‘zacht’ spelen, winnen ze allebei. Helaas gebeurt dat bijna nooit. Meestal botst hard met zacht. En dan wint hard. Of het gaat hard tegen hard, en dan verliezen beide. Vandaar dat ik denk dat we bij die onderhandelingen zacht moeten beginnen. Maar als de tegenstander zich hard opstelt, moeten we ons niet laten doen. Dat leidt tot de beste uitkomst voor iedereen.

Wat hoopt u met die onderhandelingen te bereiken?

BOGAERT: Het christendom heeft geleerd om het juk van de laïcisering te aanvaarden. Sinds de verlichting hebben we van dat katholieke veld de wilde ‘sprieten’ gekortwiekt. Eigenlijk willen wij nu dat de islam onder dezelfde grasmachine moet. De vraag is dus: hoeveel moet eraf, wat mag blijven? Maar dat er geknipt moet worden, is wel duidelijk.

Dat model noemen we de ‘Europese islam’. In De Morgen gaf Pieter De Crem te kennen dat hij daar niet in gelooft.

BOGAERT: Ik wel, toch als we snel tot een gesprek kunnen komen. In de commissie Grondwetsherziening hebben we nu al vijf filosofen gehad en vijf grondwetspecialisten. Dus heb ik gezegd: ‘Laten we nu eens vijf moslims uitnodigen.’ Laten we horen hoe zij het zien: op welke punten willen ze toegeven, wat is voor hen hoe dan ook essentieel?

Veel tijd i
s er niet meer. Ook dit jaar speelde ik op de Heilige Bloedprocessie in Brugge een Romeinse soldaat. Na afloop van de optocht werd ik aangesproken door een man met zijn dochter van zestien. Het was mooi weer, dus dat meisje had een kort rokje aan. ‘U kunt het toch niet geloven,’ zei hij, ‘maar zonet scholden twee allochtonen haar uit: ‘Salope!‘ In de binnenstad van Brugge!’ Dan denk ik: we kunnen maar beter zo snel mogelijk beginnen te onderhandelen. Ik wil niet vanuit een hiërarchische positie onderhandelen met de islam. Maar als we nu niet onderhandelen, zouden de hiërarchische verhoudingen wel eens kunnen omkeren. Dan hebben we pas een probleem.

U bent er niet gerust op.

BOGAERT: Ik ben niet ongerust, ik ben uitermate realistisch. Er leven nu al ongeveer één miljoen moslims – op elf miljoen inwoners – in dit land, en het aandeel van die groep zal niet dalen. Dus moeten we dringend in gesprek. De tijd van de vrijblijvende dialoog met de islam is voorbij. We zullen hard moeten onderhandelen over ons samenleven, maar ook over integratie en zelfs over assimilatie. Ik weet dat assimilatie een beladen term is uit het VB-vocabularium. Maar toch is het zo. Moet ik echt onderhandelen over de gelijkheid tussen man en vrouw? Mag ik dan niet zeggen: zo is het, en niet anders?

U schreef een uitgebreide blog over de moslimvriendelijke ‘katholieke dialoogschool’. Alleen zat u op de lijn van Bart De Wever en niet op die van Wouter Beke.

BOGAERT: Ik vind niet dat je islamitische symbolen in onze katholieke scholen moet introduceren. Door het aanvaarden van symbolen van een andere godsdienst lopen ze het gevaar de eigen identiteit van binnenuit te laten aantasten.