Zijn arm leek van gips toen hij hem om haar middel legde om te gaan dansen. Heel het asgrauwe bouwwerk in zijn binnenste begon krakend ineen te storten. Hij schoot als een heteluchtballon de hoogte in op de geur van haar rode haar.

“Op je tenen en dan op de maat van de muziek lopen… In rechthoekige patronen, dat is het hele geheim.” Haar stem sneed koud door zijn ziel als een buigzaam scherp ijzerzaagje. Met porrende ellebogen, verkrampte gezichten met rondrollende ogen erin wervelden dikke mannen en dunne vrouwen, dunne vrouwen en dikke mannen dicht om hen heen. Hij was een en al verkruimelend pleisterwerk met iets dat pijnlijk in zijn borst rammelde, zij was een verfijnde machine van edelstaal, helwit, helblauw en helkoper in zijn armen. Toen ze ophielden drukten haar borst, de zijkant van haar lichaam en haar dij tegen hem aan. Hij schoot ineens vol bloed en dampte van het zweet als een op hol geslagen paard.