De Nederlands-Joodse kolonie in Antwerpen 1900-1940

In de Nederlandse grensdorp Putte (N.B.) zijn maar liefst 3 Joodse begraafplaatsen voor Antwerpse Joden. Dit grafmonument is voor een Russisch-Joodse jongen van 8 jaar uit Antwerpen. 1995-2003.

Nederlandse joden hadden een grote invloed op de ontwikkeling van de Belgische joodse gemeenschap in de negentiende eeuw. Meer dan een derde van de joden die in deze periode op Belgisch grondgebied woonden, was van Nederlandse afkomst.

De massale komst van Oost-Europese joodse immigranten in het laatste kwart van de negentiende eeuw veranderde echter de Belgisch-joodse samenleving. Nederlandse joden werden nu een minderheid in de joodse bevolking van Antwerpen.

De Belgische joodse geschiedenis, vooral vanaf het begin van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, is vaak bedacht en geschreven door het prisma van de Oost-Europese joodse immigratie.

Jiddisch sprekende Oost-Europese joodse immigranten, hun identiteit, cultuur en politiek en verenigingsleven zijn vaak de hoofdrolspelers in de Belgisch-joodse geschiedschrijving. Dit is niet verwonderlijk, aangezien ongeveer 40 procent van de 70.000 tot 75.000 joden die aan het einde van het interbellum in België woonden, uit Polen bestond, van wie de meesten na de Eerste Wereldoorlog arriveerden.

Evenzo werd het merendeel van de vooroorlogse bronnen waaruit het verstrooide en gehavende historische verslag van het joodse leven in België bestaat, samengesteld door Oost-Europese joden en hun organisaties en wierpen zij een licht op de enorme diversiteit van deze Oost-Europese Jiddische diaspora in België.

Als alternatief bieden bronnen die afkomstig zijn van de kleine groep geaccumuleerde Belgische joden en de officiële religieuze instellingen een weg naar hun wereldbeelden, identiteiten en organisatorisch leven waartegen de Oost-Europese joodse immigrantengemeenschap vaak in contrast staat.

Maar deze tweedeling tussen een ‘acculturationistisch’ Belgisch jodendom aan de ene kant en Jiddisch sprekende Oost-Europese joodse immigranten aan de andere, verdoezelt de enorme diversiteit zowel binnen deze groepen intern als van de Belgische joodse bevolking in het algemeen.

De Oost-Europese joodse gemeenschap in België bijvoorbeeld was verre van een monolithisch blok, maar bestond uit verschillende groepen die – naast politieke, religieuze en sociaaleconomische verschillen – werden verdeeld door culturele en taalkundige verschillen op basis van regionale identiteit of nationale afkomst.

De uitvinder van de befaamde koekjes ‘Antwerpse Handjes‘ was een Nederlandse jood. Jos Hakker, geboren in Amsterdam in 1887, woonde met zijn twee broertjes in een weeshuis en trok op zijn 20ste naar Antwerpen waar hij banketbakker werd. Tijdens WOII dook hij onder en werd actief in het Verzet tegen de nazi’s

De traditionele wederzijdse bitterheid tussen Litvakers (Litouwse joden) en Galitsianers (Joden uit Oostenrijks-Hongaars en later Pools, Galicië), beiden Jiddisch-sprekend, zwegen niet toen ze in België aankwamen. Naast Jiddisch sprekende joden wordt het bestaan ​​van een relatief grote, zij het weinig bestudeerde, groep Magyaars sprekende joden, voornamelijk Hongaarse of Roemeense (Transsylvanië) onderdanen, weerspiegeld in de bronnen.

Een kleine groep Russische joden in België identificeerde zich sterk met de Russische cultuur en richtte in het begin van de jaren dertig Russisch-joodse culturele verenigingen op, zoals de Klub Russkikh Evreev v Bel’gii (Club van Russische joden in België).

Afgezien van Oost-Europese joden, telde de joodse gemeenschap in België aan het begin van de twintigste eeuw individuen uit heel West-Europa en Amerika, kleine Sefardische gemeenschappen uit Algerije, het Ottomaanse rijk en later Griekenland en Turkije, en bestond uit een relatief grote en gevestigde Nederlandse Joodse gemeenschap. Op deze laatste groep vestigt dit artikel de aandacht.

Gezien de nabijheid en de gedeelde geschiedenis van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, speelden Nederlandse joden een belangrijke rol bij het ontstaan ​​van de Belgische joodse gemeenschap in de negentiende eeuw.

Nederlandse joden vormden de meerderheid van de immigranten die in België aankwamen voor en na de oprichting van het Koninkrijk België in 1831, op de voet gevolgd door joodse immigranten uit de Duitse staten en de Franse regio van de Elzas. Zo bestond in 1817 de joodse gemeenschap van Brussel uit 53 procent Nederlandse joden en zestien procent Duitse joden.

Terwijl de gebeurtenissen van de Belgische Revolutie in 1830 veel Nederlandse Joden ertoe zouden brengen terug te keren naar het noorden, zouden in de daaropvolgende decennia nog veel meer de zuidelijke grens oversteken op zoek naar economische kansen.

Meer dan een derde van de joden die tussen 1840 en 1890 naar België emigreerden (toen wordt de totale joodse bevolking van België geschat op zo’n 12.650 personen) kwam uit Nederland. Ze vestigden zich voornamelijk in het noorden, midden, oosten en westen van het land.

De ‘Hollandse’ synagoge in de Bouwmeestersstraat te Antwerpen werd in 1893 in dienst genomen

In Gent en Antwerpen werden Nederlandse joden de dominante nationale groep, wat tot uiting kwam in hun leidende posities in de besturen van de lokale joodse gemeenschappen en het karakter van de religieuze diensten. De gemeenschappelijke benaming van de grote synagoge van Antwerpen aan de Bouwmeesterstraat , ingehuldigd in 1893, als de ‘ Hollandse Sjoel‘, dient zelfs vandaag als een herinnering aan deze erfenis.

In plaatsen als Brussel, waar Nederlandse joden een belangrijke minderheid vormden (of soms een sociaal-economisch rechteloze meerderheid) binnen de joodse gemeenschap, richtten bepaalde groepen Nederlandse joden liever religieuze en filantropische verenigingen op, los van de meer welvarende Frans- en Duits-Joodse gedomineerde officiële Communauté Israélite de Bruxelles.

De periode tussen 1880 en het begin van de Eerste Wereldoorlog was er een van snelle demografische groei van de Belgische Joodse bevolking. Tegen 1914 was de joodse bevolking van België sinds 1890 bijna verviervoudigd en bijna 40.000 personen bereikt.

Terwijl de meerderheid van de Joodse immigranten die in deze periode arriveerden uit Oost-Europa (Oostenrijks Galicië of de Pale of Settlement) kwamen, bleven ook Nederlandse Joden in België aankomen.

Hoewel het totale aandeel van Nederlandse joden onder de joodse immigrantenbevolking in relatieve aantallen aanzienlijk is afgenomen, is de Nederlandse joodse immigratie in deze periode in absolute aantallen hoogstwaarschijnlijk geïntensiveerd, hoewel exacte cijfers moeilijk te vinden zijn, aangezien religieuze of etnische afkomst in België niet wordt geregistreerd .

De Beurs voor Diamanthandel in de Pelikaanstraat 78 te Antwerpen werd ontworpen in 1912 door J.R. Vanhoenacker en John Van Beurden. Door de Eerste Wereldoorlog werd het pand pas in 1921 afgewerkt en officieel geopend

De stad Antwerpen zou tussen 1880-1914 de meeste Nederlands-joodse immigranten aantrekken. De centrale rol van de diamantindustrie als krachtige aantrekkingskracht kan niet genoeg worden benadrukt. Aan het begin van de twintigste eeuw wedijverde Antwerpen met het toen dominante diamantcentrum Amsterdam. De komst van joodse diamantairs uit Oostenrijks-Hongaars Galicië en het Russische rijk (en in mindere mate uit het Ottomaanse rijk) vanaf het einde van de negentiende eeuw gaf de industrie een enorme impuls.

Evenzo verlieten Nederlandse joden hun geboorteland Amsterdam om de edelstenen te verhandelen in de stad aan de Schelde. In Antwerpen zouden joden een bijna volledig monopolie krijgen in de diamanthandel. De industrie trok niet alleen Joodse diamantairs aan, maar ook Joodse arbeiders die actief waren in het zagen, snijden en polijsten van de ruwe stenen.

In 1897 waren er ongeveer 400 Joodse arbeiders in de diamantindustrie tewerkgesteld, en in 1914 was dit aantal gegroeid tot ongeveer 1000, wat neerkomt op ongeveer vijftien procent van de totale beroepsbevolking in de industrie.

Nederlands-joodse diamantbewerkers vestigden zich in groten getale in Antwerpen om te ontsnappen aan de fiscale druk die de diamantindustrie in Amsterdam verstikte. In 1910 waren zo’n 1697 Nederlanders (Joden en niet-Joden), de overgrote meerderheid van hen mannen, actief in de diamantindustrie in België (Antwerpen).

Ze vormden een groot deel van de hoogopgeleide beroepsbevolking. De lagere vaardigheidstaken werden uitgevoerd door Oost-Europese joodse (trans)migranten, onder meer om de doorreis naar Amerika te bekostigen. Naast arbeiders leefden er nog veel meer van de industrie, door nevendiensten aan te bieden, materialen en gereedschappen voor diamantbewerkers te verkopen of als makelaar op te treden.

Oost-Europese Joden in Antwerpen op doortocht naar Amerika; schilderij van Eugeen Van Mieghem uit 1899 [beeldbron: Wikipedia]

Naast de diamantindustrie waren Nederlandse en Oost-Europese joden ook economisch actief in het leveren van (voedsel)producten aan de snel groeiende joodse bevolking van de stad. De joodse gemeenschap van Antwerpen groeide van zo’n 1200 personen in 1880 tot 8000-10.000 in 1902 en 20.000 in 1914. Leuren en jagen bleef een belangrijke bezigheid in de laagste economische lagen.

De massale komst van Joodse immigranten in de jaren 1880-1914 leidde tot grote veranderingen in de geografische concentratie van het Joodse leven in de stad. Terwijl voorheen Joden verspreid over Antwerpen woonden, begon zich nu een herkenbare ‘Joodse wijk’ te ontwikkelen in de omgeving van het Centraal Station, vlakbij de diamantwijk.

In dit gebied vestigden zich joden van alle nationaliteiten, die recentelijk in de stad waren aangekomen. Aanvankelijk maakten Nederlandse joden hier een aanzienlijk deel uit van de joodse immigrantenbevolking. In bepaalde delen van de nieuwe ‘Joodse wijk’ was een duidelijk Nederlands-Joods karakter te onderscheiden.

De aanhoudende komst van Oost-Europese immigranten, die zijn hoogtepunt bereikte tussen de jaren 1906-1914, veroorzaakte echter ingrijpende veranderingen. Een Nederlands-joodse immigrant in 1913 merkte bijvoorbeeld op dat:

‘De bekende Joodse wijk als de Kievitstraat en de aangrenzende Leeuwerik, Lente en Zomerstraten, vroeger de ‘omgeving’ van de Nederlandse joden, die er meerdere winkels hadden, heeft stilaan zijn eigenaardige karakter verloren. Kruidenierswinkels, slagerijen, enz. worden vervangen door andere bedrijven gerund door onze Russische en Oostenrijkse geloofsgenoten […] het Nederlandse element in deze centra verliest steeds meer terrein en de weinige slagerijen en kruidenierswinkels die overbleven zijn verdwenen voortgezet door andere geloofsgenoten of door hen zijn vervangen door een ander soort bedrijf’.

Jiddische uithangborden, reclame voor allerlei bedrijven, domineerden nu het straatbeeld. Hedendaagse Oost-Europese immigranten die net in Antwerpen waren aangekomen of op doorreis waren, konden niet anders dan opmerkingen maken over het ‘haymishe’- karakter van Antwerpen.

Het schip Saint-Louis ligt met 937 ongewenste Joodse vluchtelingen aan boord, aangemeerd aan de Scheldekaaien te Antwerpen in 1939

Bronnen:

  • naar een artikel van Janiv Stamberger “Dutch Jews and the Dutch Jewish colony in Antwerp during the heydays of Eastern European Jewish immigration to Belgium, 1900-1940” van december 2021 en een artikel “Zionist Pioneers at the Shores of the Scheldt, the Hashomer Hatzair Youth Movement in Antwerp, 1924-1946” op de site van Amsterdam University Press (AUP)