uit Knack van 22 april 2015 – door Thomas SCHULZ – deel 1
De nieuwe wereldheersers: het tijdperk van globalisering én digitalisering
In Silicon Valley groeit een nieuwe elite die niet alleen wil bepalen wat we consumeren, maar ook hoe we moeten leven. Ze wil de wereld veranderen, en aanvaardt daarbij geen regels. Welkom in de wereld van Travis Kalanick (Uber), Ray Kurzweil (Google), Sebastian Thrun (Google X), Peter Thiel (PayPal) en Joe Gebbia (Airbnb). ‘Als maatschappelijke waarden zoals de privésfeer en de bescherming van de privacy ons in de weg staan, moeten er maar nieuwe waarden komen.’
Zo te horen is Travis Kalanick, stichter en baas van het taxibedrijf Uber, een echte klootzak. Hij scheldt publiekelijk zijn concurrenten uit en maakt zich op Twitter vrolijk over zijn klanten. Hij vindt dat politici niets kunnen. Een van zijn vertrouwelingen stelt voor om journalisten te bespioneren. Kalanick laat doorschemeren dat hij vrouwen in bed krijgt zoals anderen een taxi bestellen. Protesten van zijn chauffeurs dat ze slecht betaald worden, doet hij af met de prognose dat ze in de toekomst hoe dan ook door een computer vervangen zullen worden.
Sinds een paar weken is Uber zo’n 41 miljard dollar waard. In amper vijf jaar tijd heeft het bedrijf zich vanuit San Francisco over meer dan vijftig landen en meer dan 260 steden verspreid. Elke maand komen er een paar landen en een half dozijn steden bij.
Uber is een goed product. Het is technisch perfect en eenvoudig te bedienen: één druk op je smartphone en je kunt met iemand meerijden. Uber is in de meeste regio’s van de wereld niet alleen goedkoper, maar ook gewoon beter dan elke andere taxidienst. Elke maand gaan er bij Uber volgens eigen cijfers 50.000 nieuwe chauffeurs aan de slag.
Eigenlijk zou het niemand iets mogen schelen dat de baas geen fatsoenlijke kerel is, maar zo simpel is het in dit geval niet. Want de onderneming is het spiegelbeeld van zijn stichter: agressief, nietsontziend, overdreven ambitieus.
In veel steden wordt er geprotesteerd tegen het bedrijf, ook in België. Maar voor Kalanick zijn dat niet meer dan schermutselingen in de marge van een veel grotere veroveringsoorlog. Zijn ‘visie’, zegt hij, ziet er zo uit: Uber moet een soort wereldtransportservice worden die ervoor zorgt dat mensen in grootsteden hun auto kunnen missen. Een mobiliteitsreus dus, die niet alleen mensen maar ook goederen transporteert, gewoon met een druk op de knop en tegen lage tarieven. In het beste geval in een robotauto waarin geen mens meer aan het stuur hoeft te zitten.
Uber is niet de enige onderneming met zulke mondiale veroveringsplannen. Google, Facebook, Apple, Airbnb: al die digitale reuzen, die duizenden kleinere firma’s in hun zog hebben, denken er zo over. Hun doel is nooit de niche, maar altijd de hele wereld. Ze jagen geen vage fantasieën na, ze hebben een realistisch doel voor ogen. En dat allemaal dankzij een combinatie die uniek is in de geschiedenis van de economie: globalisering in combinatie met digitalisering.
In het afgelopen decennium was de technologische vooruitgang adembenemend, en toch is dit nog maar het begin. Want het proces verloopt niet rechtlijnig, maar exponentieel. De vooruitgang zal in tal van domeinen almaar sneller gaan. De iPhone bestaat nog maar zeven jaar, maar vandaag lijkt iedereen vergeten hoe de wereld er voordien uitzag. Auto’s zonder chauffeur waren gisteren nog een krankzinnig idee. Dat de kennis van de wereld weldra geconcentreerd en stand-by op een digitale kaart staat, is binnenkort doodnormaal. In de VS regelen algoritmen nu al 70 procent van de aandelenhandel. Tientallen ondernemingen werken aan het commercieel gebruik van drones, om goederen te transporteren of om gegevens te verzamelen, wie zal het zeggen? Legers ingenieurs werken aan artificiële intelligentie. Studerende machines, slimme robots: het is allemaal geen sciencefiction meer.
De politiek worstelt met die evolutie. Uitgerekend politici zouden zich bezorgd moeten afvragen of en hoe ze nog vorm kunnen geven aan de samenleving van de toekomst. Of staan ze soms liever als toeschouwers aan de zijlijn, terwijl anderen de wereldrevolutie organiseren? We zijn getuige van een maatschappelijke omwenteling waaraan niemand zich zal kunnen onttrekken. Ze valt alleen te vergelijken met de industrialisering in de negentiende eeuw, met dat verschil dat alles veel sneller gaat. Zoals meer dan 100 jaar geleden de overgang van het handwerk naar de machinale productie niet alleen voor het ontstaan van fabrieken heeft gezorgd, zo verandert de digitalisering niet alleen tal van branches maar ook de manier waarop we denken en leven. Alleen wordt die metamorfose dit keer centraal gestuurd, door slechts een paar honderd koppen.
Wereldregering
Het hoofdkwartier van de nieuwe wereldregering ligt niet op Wall Street, maar in Silicon Valley, de 80 kilometer lange vallei bezuiden San Francisco. Het is de basis van de chipindustrie en de computerrevolutie, de plek waar de leiders van de digitale revolutie samenklitten. Hier vind je stichters en bedrijfsleiders zoals Sergey Brin (Google), Tim Cook (Apple) en Mark Zuckerberg (Facebook), en verder coming men zoals Travis Kalanick van Uber en Joe Gebbia van Airbnb. Silicon Valley is het mekka van de geldschieters die het risico niet schuwen en hun miljarden spreiden, en van de talloze programmeurs, computergenieën en ingenieurs die dagelijks een nieuw product proberen uit te vinden dat de oude ideeën overklast.
Dit zijn de nieuwe mannen aan de knoppen, en ze verschillen fundamenteel van hun voorgangers. Het is ze niet in de eerste plaats om geld te doen. Macht en rijkdom bevredigen hen niet. Ze willen niet alleen dicteren wát we consumeren, maar ook hoe we consumeren en hoe we leven. Ze willen niet slechts één branche veroveren, maar alle sectoren. Ze sukkelen niet zomaar in de toekomst, ze zijn ideologen met een ondubbelzinnige agenda. En precies dat is het wat hen, samen met hun duizelingwekkende succesverhalen, zo uniek maakt. De religie van de heren van Wall Street was het geld. Het geloof van de nieuwe heersers gaat veel dieper. Ze hebben een boodschap.
De w
ereldverbeteraars uit Silicon Valley geloven in een betere toekomst door technologie. Ze zijn ervan overtuigd dat hun werk het welzijn van de mensheid bevordert, en dat de beschaving er dankzij hen met reuzenstappen op vooruitgaat.
Alleen: ze willen niet dat anderen zich daarmee bemoeien. Ze verafschuwen de politiek, en beschouwen regulering als een obstructie en een anachronisme. Als maatschappelijke waarden zoals de privésfeer en de bescherming van de privacy hen daarbij in de weg staan, dan moeten er maar nieuwe waarden voor in de plaats komen.
De oorsprong van de heilsleer waarmee ze de mensen gelukkig willen maken, vinden ze in de anti-etatistische tegencultuur van de jaren zestig – je zag er al de sporen van in Apple-voorman Steve Jobs. Hun wereldbeeld wordt bepaald door het libertarisme in de traditie van radicale denkers zoals Noam Chomsky, Ayn Rand en Friedrich Hayek. Uit die mix puren ze een politieke filosofie: een zonderling mengsel van esoterische hippiedenkbeelden en keihard kapitalisme.
Moeten we bang zijn bij de gedachte aan een getechnologiseerd ‘Tomorrowland’? Of moeten we er juist naar hunkeren, omdat het ons meer welstand brengt? Vier ontmoetingen met prominente denkers geven inkijk in hun agenda.