Toen ik een jongetje was in mijn eerste leslokaal – dit herinnerde ik me terwijl ik als man van middelbare leeftijd gehoorzaam zat te wachten in wat, naar ik onwillekeurig dacht, wel eens mijn laatste leslokaal zou kunnen zijn – werd ik gefascineerd door het alfabet zoals dat in het wit op een zwarte, horizontale rand van zo’n vijftien centimeter breed boven het schoolbord stond: ‘Aa Bb Cc Dd Ee’, iedere letter tweemaal getoond in schoolschrift, ouder en kind, object en schaduw, geluid en echo, enzovoort enzovoort. De zesentwintig asymetrische paren boden aan een intelligente vijfjarige iedere tweeledigheid en overeenkomst die een klein verstand kon bevatten. Ze waren ieder op zo’n verschillende manier aaneengekoppeld en in oneindigheid met elkaar, ieder willekeurig tweetal zag er zo verleidelijk uit in zijn ietwat onharmonische bijeenplaatsing dat, zelfs wanneer je ze zag zoals ik persoonlijk die strook met het alfabet in het begin interpreteerde – als figuren in profiel, zoals de beeldhouwers van Ninive duizend jaar voor Christus de koninklijke leeuwenjacht in bas-reliëf afbeelden -, de stoet die onbeweeglijk in de richting van de deur van het lokaal marcheerde, een associatieve grabbelton van onuitputtelijke afmetingen vormend. En toen het tot me doordrong dat de paren in deze formatie – wier picturale eigenschappen op zichzelf al dit zuivere, rohrschachiaanse genot schonken – ieder een eigen naam hadden, begon er een geestelijk delirium van de heerlijkste soort, zoals iedereen op elke leeftijd zou kunnen overkomen. Om mijn extase te vervolmaken hoefde ik me alleen nog maar het geheim te laten onderwijzen hoe je deze letters ertoe kon overhalen woorden te worden. Zo’n oppeppend genot, en één dat zo dynamisch de mogelijkheden van de geest verruimde, had ik niet meer gekend sinds ik ik zo’n vijftienhonderd dagen tevoren had leren lopen; en er zou zich niets meer voordoen dat in de verste verte zo inspirerend was, totdat een niet minder krachtige stimulans dan de kracht der taal – de hachelijke verlokkingen des vlezes en de onbedwingbare drang van de penis om te spuiten – voorgoed een einde maakte aan een hemelse jeugd.