Getuigenis van Filip Müller, sonderkommando in Auschwitz-Birkenau

Plaatje hierboven: Aankomst van Hongaarse Joden op het ‘Jodenperron’ (Judenrampe) van KZ Auschwitz-Birkenau op 26 mei 1944. De vrouw op de voorgrond is Geza Lajtos, een werktuigbouwkundig ingenieur uit Boedapest. Ze zal worden overgebracht van Birkenau naar Mühldorf, een subkamp van Dachau waar ze op 16 september 1944 aankomt om er te werken aan de productie van het eerste straaljagervliegtuig in de geschiedenis, de Messerschmitt ME 262. Ze stierf op 29 maart 1945 [beeldbron: Auschwitz Album]

Filip Muller, een jonge Slowaak, arriveerde vroeg in Auschwitz – april 1942 – en overleefde! Dat deed hij echter vanwege zijn gedwongen werkopdracht als stoker in het crematorium van Auschwitz en vervolgens als duizendpoot bij het vernietigingsbedrijf Birkenau, het Sonderkommando.

Filip Müller (1922-2013) was een Joodse Slowaakse Holocaustoverlevende en Sonderkommando in KZ Auschwitz-Birkenau, het grootste nazi-Duitse concentratiekamp tijdens de Tweede Wereldoorlog, waar hij getuige was van de dood van tienduizenden mensen.

Müller werd geboren in Sereď in de Tsjechoslowaakse Republiek. In april 1942 werd hij op een van de eerste Holocaust-transporten naar Auschwitz II gestuurd, waar hij gevangenennummer 29236 kreeg. Müller werd toegewezen aan het Sonderkommando dat werkte aan de bouw van crematoria en de installatie van de gaskamers.

Toen de crematoria klaar waren, werd Müller toegewezen aan een Sonderkommando-eenheid die belast was met het exploiteren van de doodsfaciliteit. Zijn uitvoering van deze rol, meende hij, was de enige reden waarom de Duitsers hem in leven hielden.

Het unieke getuigenis van Filip Müller over zijn werk als Sonderkommando in de crematoria van Auschwitz is schokkend en laat maar weinig aan de verbeelding over. Hij bleef in Auschwitz tot januari 1945, toen het kamp werd geëvacueerd voordat het Rode Leger arriveerde. Na een dodenmars naar Duitsland, werd hij in mei 1945 bevrijd uit het Mauthausen subkamp van Gunskirchen.

Müller getuigde voor het eerst tijdens zijn herstel in het ziekenhuis. Zijn verklaring werd oorspronkelijk gepubliceerd in een obscure Tsjechische collectie, maar het werd herdrukt in het boek The Death Factory uit 1966, geschreven door twee andere overlevenden van de Holocaust, Erich Kulka en Ota Kraus. Müller getuigde tijdens de tweede processen van Frankfurt Auschwitz in 1964. Na 1969 woonde Müller in het Westen. Hij stierf op 9 november 2013 op 91-jarige leeftijd.

[…]

Terwijl de lijken verbrandden, ontdeden de stokers de wachtende lichamen. In een uur konden hoogstens vierenvijftig lichamen worden gecremeerd. Door de voortdurende overbelasting en werking van de ovens brokkelden de binnenste vuurstenen af. Het personeel bouwde in de zomer van 1942 een nieuwe moderne schoorsteen.

Maar ook die bleek al snel af te brokkelen; en het vernietigingsproces, dat nooit erg effectief was, begon uiteen te vallen. Himmler werd al snel ontevreden. Het proces verliep te langzaam; De stank vervuilde ’s nachts het omliggende platteland; en de rode lucht boven Auschwitz was kilometers ver te zien.

Connilyn Feig geaf tijdens het getuigenis van Müller een overzicht van de werking van de crematoria en beschrijft het proces waarmee de stookbendes lichamen sorteerden in brandbaarheidscategorieën als resultaat van eerdere experimenten door het SS-personeel om het brandstofverbruik te verminderen. Ze werden daarbij bijgestaan ​​door de firma Topf and Sons, die de crematoria hadden gebouwd.

Plaatje hieronder: Krematoriium IV in Auschwitz in de zomer van 1943. Op 7 oktober 1944 brak een opstand uit en verwoestten mannen van een Sonderkommando de Crematoria III en IV in het kamp. Overlevende Samuel Pisar getuigde: “Ik was ook getuige van een buitengewone heldendaad. Het Sonderkommando viel hun SS-bewakers aan, gooide ze in de ovens, stak gebouwen in brand en ontsnapte. Ze werden snel gevangen en geëxecuteerd, maar hun moed versterkte ons moreel” [beeldbron: Scrapbook pages]

In wezen werden goed gevoede lijken verbrand met uitgemergelde lijken om de meest efficiënte combinatie te bepalen. Drie tot vier lichamen werden tegelijkertijd verbrand en verschillende soorten cokes werden gebruikt, waarna de resultaten werden geregistreerd:

Daarna werden alle lijken onderverdeeld in de bovengenoemde categorieën, met als criterium de hoeveelheid coke die nodig was om ze tot as te reduceren. Zo werd besloten dat de meest economische en brandstof besparende procedure zou zijn om de lichamen van een goed gevoede man en een uitgemergelde vrouw te verbranden, of vice versa, samen met die van een kind, omdat, zoals de experimenten hadden aangetoond, in deze combinatie, als ze eenmaal in brand waren gevlogen, zouden de doden blijven branden zonder dat er nog cokes nodig was. (Müller, 60-61; Klarsfield, 99-100)

De behoefte aan grootschalige efficiëntie om het verbazingwekkende aantal lijken dat door de gaskamers werd geproduceerd het hoofd te bieden, leidde uiteindelijk tot het ontwerp en de bouw van nieuwe crematoria en de dagelijkse capaciteit steeg van slechts zeshonderd achtenveertig per dag tot een maximum van meer dan tienduizend.

Maar, zoals Feig ons vertelt, moest de SS uiteindelijk grote brandstapels en putten gebruiken om de stapels lijken weg te werken. Al op 13 juni 1943 ging het niet goed met de nieuwe installatie. Uiteindelijk leken de ovens uit elkaar te vallen. Krematorium IV faalde na korte tijd volledig en Krematorium V moest herhaaldelijk worden gesloten.

Tussen 1945 en 1962 vonden Poolse functionarissen vijf manuscripten die vóór hun dood door leden van het Sonderkommando waren geschreven. De gepubliceerde manuscripten en documenten hebben betrekking op het specifieke proces van uitroeiing in Birkenau en geven gedetailleerde beschrijvingen van de crematoria en gaskamers.

De wetenschappelijk geplande crematoria hadden het totale project moeten aankunnen, maar dat lukte niet. Het hele complex had zesenveertig retorten, elk met een capaciteit van drie tot vijf personen (een retort is een verbrandingskamer, een fornuis). Het branden in een retort duurde ongeveer een half uur. Het kostte een uur per dag om ze op te ruimen. Zo was het theoretisch mogelijk om ongeveer 12.000 lijken in vierentwintig uur of 4.380.000 per jaar te cremeren.

Maar de goed gebouwde crematoria raakten ver achter bij een aantal kampen, en vooral in Auschwitz in 1944. In augustus bereikte de totale crematie op een dag een hoogtepunt van 24.000, maar toch deed zich een bottleneck voor. De kampautoriteiten hadden een economische en snelle methode nodig om lijken op te ruimen, dus groeven ze opnieuw zes enorme kuilen naast Krematorium V en heropende oude kuilen in het bos.

Zo werd het verbranden van kuilen eind 1944 de belangrijkste methode voor het opruimen van lijken. De putjes hadden aan het ene uiteinde inkepingen waaruit menselijk vet wegliep. Om de putten brandend te houden, goten de stokers olie, alcohol en grote hoeveelheden kokend menselijk vet over de lichamen.

Plaatje hierboven en onder: Een Joods Sonderkommando in augustus 1944 verbrandt de lijken van vergaste Joodse mannen, vrouwen en kinderen in grote brandputten nabij Crematoria V in KZ Auschwitz-Birkenau [beeldbron: Wikimedia Commons]