Waardoor was het zo’n beproeving? Behalve door de onbarmhartige hitte en hun verslagen, weerloze moeder die geen benen meer leek te hebben? Behalve door de erbarmelijke aanblik van die oude vrienden van de familie die neerzagen in de kuil waar zij over dertig, zestig, negentig dagen ook in zouden verdwijnen – de kibbitzende reuzen uit zijn vroegste herinneringen, van wie sommigen nu zo broos waren dat je ze ondanks hun gezond gebruinde huid zo bij zijn vader in de groeve had kunnen duwen zonder dat ze er op eigen kracht uit hadden kunnen klimmen…? Behalve dat alles waren er zijn gevoelens. De beproeving geen droefheid te voelen. De verbazing. De schaamte. De uitbundigheid. De schaamte daarvoor. Maar al het verdriet om zijn vaders lichaam had plaatsgevonden toen Nathan twaalf en vijftien en eenentwintig was: het verdriet om alles waarvoor zijn vader bij zijn leven dood was geweest. En de dood betekende een bevrijding van dat verdriet.