Ik nam de voorbijgangers nauwkeurig op, bestudeerde de passagiers in de ondergrondse, en las vermoeidheid en moedeloosheid in hun blikken. Zij lieten zich tot het eind van hun leven voortslepen, zij waren gebonden aan vaste tijden, aan vaste plaatsen, maar ik zou mij niet laten grijpen, ik zou mijn eigen wetten, mijn eigen kaarten ontwerpen, ik zou ook in de stad een partizaan zijn, en opduiken waar ik het minst werd verwacht. Ik kon niet leven zonder vrijheid, en de enige kluisters die ik kon verdragen waren die welke ik zelf gekozen had.