Uit Knack Weekend van 27 mei 2015 – artikel van Linda Asselbergs

Om gelukkig te zijn moet je geluk hebben”

Dat het woord ‘geluk’ twee betekenissen heeft, volmaakte tevredenheid en chance of mazzel, is geen eigenaardigheid van het Nederlands. Ook het Duitse Glück en de Italiaanse, Spaanse en Portugese afleidingen van het Latijnse felicitas hebben dezelfde dubbele betekenis. Het Engelse happiness komt van de Midden-Engelse wortel happ, wat toeval, lot en wat er in de wereld gebeurt betekent. Overigens is de fatalistische notie van geluk als toeval veel ouder dan de interpretatie van geluk als volmaakte zijnstoestand.

….

Met de uitvinding van de peneciline en de volautomatische wasmachine, van de pil en de congé payé, de electrische tandenborstel en slachtofferhulp groeide het idee dat de mens voor het geluk geboren is. De samenleving werd alsmaar kinderachtiger en narcistischer. We denken dat alles om ons draait, we weten niet meer hoe het is om ongeluk en tegenslag te verdragen.

Er is een wereld gecreëerd waarin alles wat ons niet aanstaat, kan worden opgelapt. Kinderen mogen vooral niets tekortkomen en groeien op als egocentrische ettertjes die nooit hun beurt hoeven af te wachten en het bij de minste frustratie op een hysterisch krijsen zetten. Een doemscenario? Misschien, maar het valt niet te ontkennen: hoe meer tijd en geld de westerse mens heeft, hoe frenetieker de jacht op geluk en hoe slinkser het hem ontglipt. Af en toe drukt het leven ons met de neus op de feiten. Zoals die na de aardbeving uit Nepal gerepatrieerde Nederlandse toerist het voor de televisiecamera’s uitsnikte: “Laat ons toch beseffen hoe goed we het hier hebben.”