Als jij gaat, ga dan snel,
neem een weinig opvallende jas,
vlij de deur sluipend op slot,
neem de straathoek vlakbij
en kijk in godsnaam niet om.
Als jij gaat, zal ik niet
in de erker gaan staan, neem
een zonnige dag in de winter,
de morgen met uitzicht op middag,
de koffie verleidend tot brood.
Als jij gaat, laat dan liefst
geen bericht van vertrek, wis
het spoor van je opstaan, spoel
je beker, je bord, laat het zijn
of je eerder al ging dan ik wist.
Als je ging, zal ik gaan
als ik heimelijk telde hoe ver,
hoe je rug en je haar –
een rug en haar zijn geworden,
zal ik schreeuwen buiten bereik.
Als je kijkt, zal ik schrijven,
zal ik nooit meer iets schrijven,
sluit het boek, het gordijn en
mijn pen, schrijf ik niets meer,
nooit iets anders meer dan jij.
Michaël Zeeman (1958-2009)