Bij het afscheid
in de afgrond van de parking
schoof jij dieper langs mij verder
met je ijl verbleekte stem
– een nachtster trok wit weg –
terwijl je zachter krijste harder
rende dan je hart kon dragen
Restjes adem bleven
achter op mijn wagen
werden langzaam tranen
Daarna regen zwarte vegen
ik zocht blind je benen
vond je silhouet pas later
jankend in het stille dode bed