Maar tijdens een radicale historische ontwikkeling die de Duitse socioloog Norbert Elias het beschavingsproces noemde, begonnen West-Europeanen vanaf de veertiende eeuw hun meningsverschillen op minder gewelddadige manier op te lossen. Volgens Elias was de verandering te danken aan de opkomst van gecentraliseerde koninkrijken uit de middeleeuwse lappendeken van baronnen en graven, zodat plaatselijke twisten, banditisme en geweld van krijgsheren beteugeld werd door ‘koninklijke vrede’. Vervolgens werden strafrechtsystemen verder geprofessionaliseerd door het ontstaan van stadspolitie en en een zorgvuldiger beraadslagend rechtssysteem. In die eeuwen ontwikkelde Europa ook een infrastructuur van handel, zowel fysiek, in de vorm van betere wegen en voertuigen als financieel, in de vorm van valuta en contracten. Er ontstond zachte handel, en het plunderen van land, waar wat de ene won volledig ten koste ging van de ander, maakte plaats voor handel in goederen en diensten, waar beiden van konden profiteren. Mensen gingen deel uitmaken van netwerken van commerciële en beroepsmatige verplichtingen die uiteen werden gezet in juridische en en bureaucratische regels. Hun normen voor dagelijks gedrag – de macho eercultuur, waarin bedreigingen vergolden moesten worden met geweld, verschoof naar een ‘herencultuur’ van waardigheid, waarin status werd verworven door vertoon van fatsoen en zelfbeheersing.