Maar hij kon het niet! Kon niet als een kind in de een of andere stomme god geloven. Kon die zeikgezangen niet aanhoren! Kon niet in die heilige kerk van hen zitten! En de gebeden, die zedig gemummelde gebeden – beschimmeld barbaars bijgeloof! Onze Flater, die in de hemelen zijt! De onwaardigheid van religie, het onvolwassene, achterlijke, beschamende van dat alles! Maniakele verering van niets!