Uit ‘Vreemdelingen in een wereldstad’ (Lieven Saerens)
De algemene radicalisering vond haar eerste hoogtepunt in de anti-joodse rellen van augustus 1939, die een hele menigte op de been brachten en die door zowat de hele Antwerpse katholieke pers werden getolereerd. ‘De verontwaardiging van de brave Antwerpenaars was gewettigd.’ Datzelfde jaar had de Vlaamsche Conferentie der Balie van Antwerpen haar joodse leden uitgesloten en voordien was door kardinaal Van Roey het Katholiek Bureau voor Israël opgeheven, omdat het ‘olie op het antisemitische vuur goot’. Met ander woorden: reeds voor de bezetting was het in Antwerpen tot een eerste climax gekomen en Duitse instanties waren daarvan terdege op de hoogte. (…) De Joden waren door brede lagen van de Antwerpse bevolking gestigmatiseerd. Tijdens de bezetting zorgden de Duitsers en hun Antwerpse handlangers voor de rest: de Joden werden sociaal geïsoleerd en geterroriseerd, inclusief de niet-joden die het waagden de verdediging van de Joden op te nemen.