‘Wie weet wat ik wil? Wie weet wat wie dan ook wil? Hoe kan je van zoiets zeker zijn? Is het niet allemaal een kwestie van hersenchemie, signalen die heen en weer gaan, electrische energie in de hersenschors? Hoe weet je of iets echt is wat je wilt of alleen maar een soort zenuwprikkel in de hersenen? Ergens op een onbelangrijke plaats in een van de hersenhelften vindt een onbeduidend beetje bedrijvigheid plaats en plotseling wil ik naar Montana of niet naar Montana. Hoe weet ik dat ik echt wil gaan en dat het niet alleen maar een neuronensalvo of zoiets is? Misschien is het alleen maar een toevallige flits in het ruggenmerg en opeens zit ik daar in Montana en ontdek dat ik daar om te beginnen helemaal niet heen wilde. Ik heb geen zeggenschap over wat er gebeurt in mijn hersenen, dus hoe kan ik er zeker van zijn wat ik over tien seconden wil doen, om maar te zwijgen van Montana aanstaande zomer? Er is al die bedrijvigheid in de hersens en je weet niet wat jij als persoon bent en wat het een of ander neuron is dat toevallig raak of mis schiet. Zo komt het toch dat Tommy Roy drie mensen heeft vermoord?’