Gedurende 7 weken had de buitenwereld geen toegang tot ons appartement, we waren via de inkomdeur afgesloten van onze leveranciers van boodschappen, van pakjesbestellers, van de postbodes en zelfs van de wijkagent. We hebben geen idee van het aantal potentiële bezoekers dat we niet hebben kunnen binnenlaten. Dat hoefde ook niet per se nadelig te zijn, wie weet hoeveel getuigen van Jehova, kandidaat-politiekers van rood en groen of ambetante deurwaarders we zo handig hebben kunnen weren.
Het bracht wel met zich mee dat we om de haverklap naar ophaalcentra of naar de post konden lopen om de gemiste zendingen of bestellingen op te pikken. Ik ga nu niet beweren dat geen belleketrek het grootste mankement is. Maar toch, een permanent functionerende deurbel is wel een comfort. Dat moesten wij dus missen, gedurende bijna twee maanden. Voor de beneden (zonder geluid) rinkelende buitenwereld waren wij telkens niet thuis. Een abonnement op een drone-dienst had ons kunnen redden, maar wat dan gedaan met ongestoord zonnen in mono-kini of zonder op ons terras 9 hoog? Zoiets is een levensgroot probleem voor mensen zoals wij die het graag bruin bakken. We willen ook niet dat zo’n drone-piloot van het genieten verongelukt.
Ondertussen sloofden wij ons uit in het mailverkeer naar de syndicus van ons gebouw om het euvel te laten herstellen (onze bezorgde concierge had het in dezelfde context over heuvel, tja). Dat aanspreekpunt (m) van het immokantoor was zeer consequent in zijn antwoorden: hij gaf geen enkele respons. Tot ik hem berichtte dat ik naar de politie ging stappen, dan klonk het plots: ik ben ermee bezig. Die laatste mail hebben wij zeker zeven keer gehad. Ik trok ten einde raad naar zijn kantoor om hem de levieten te lezen, maar hij liet me niet binnen. Hij had zich met een stopbordje gebarrikadeerd voor zijn klandizie: toegang enkel op afspraak via mail. Zodanig was de cynische syndicus er dus mee bezig dat zijn systeem in een vicieuze cirkel draaide zonder dat er ook maar één belletje van hoogdringendheid bij hem ging rinkelen, laat staan onze deurbel.
Tot de dag kwam van de algemene vergadering der mede-eigenaars vorige week. Toen had onze administratieve en logistieke losbol prijs. We hebben hem niet geattakeerd, nee, dat is nog te zacht uitgedrukt, we hebben hem… vermorzeld. Na een paar heftige interventies over zijn non-beleid zag die jongen nog bleker dan zijn helderwit katoenen pak. Onder de aanwezige (zeer getergde) malcontenten was er zelfs een tenger vrouwtje dat haar beklag op zulkdanige manier deed dat ze op den duur begon te snikken, zelfs te wenen. Zo hoog zat haar de frustratie van niet gehoord te worden aangaande manco’s in haar appartement. De nalatige nitwit boog het hoofd en mompelde nog wat met een slap lachje. Maar we hebben met verenigde krachten (van verontwaardiging) onze slag thuisgehaald. Het aanspreekpunt kreeg een optater die hem tot bij zijn huisdokter katapulteerde. Die schreef hem een maand platte rust voor, wat voor betrokkene eigenlijk op hetzelfde neerkwam als te gaan werken, in zijn geval: permanent met het grote niets bezig te zijn. Maar het schokeffect kwam op minder dan geen tijd, een grote baas van het hoofdkantoor nam het zaakje over en plots werd zowat alles wat haperde in onze blok hersteld. Daarom maak ik graag reclame voor het immokantoor Verimass-Parte uit Leuven. Alles wordt er ten slotte behandeld, wel eerst hun non-collaboratie ten gronde kraken. Een oorlogstactiek als een ander, voilà.
Gelukkig zijn er nog goeie mensen op de wereld, dat zei ik tijdens bovenstaande heisa tegen Nathaliefje. Ik haalde als voorbeeld een paar postbedienden op het centraal kantoor in Leuven aan. Ik was er de laatste weken zo vaak onze niet bestelde pakjes en zendingen gaan ophalen (u weet nog: onze deurbel), dat ik onder de indruk was geraakt van hun hoffelijkheid en professionalisme. Vooral een wat oudere man aan het loket blonk uit in zijn dienstvaardigheid, hij was werkelijk een extreem geval van beleefde bereidwilligheid. Zo moesten er meer zijn, betoogd ik tegen mijn vrouw. Wij besloten dat een van ons beiden hem hierop eens ging aanspreken, met felicitaties uiteraard. Want na het debacle met de clown van het immokantoor wilden wij toch intentioneel positief blijven: overal waar wij zagen dat het goed was, mocht dat ook expliciet en persoonlijk gezegd worden. Het genoegen van een complimentje te kunnen geven aan betrokkene viel mij als eerste te beurt. Ik moest naar de post voor de zoveelste afhaling.
Daar zat die opperbeste man al klaar. Hallo en dag meneer, lachte ik.
Ik begroette hem met open en vrolijk gemoed. Ik was er helemaal klaar voor, ik ging hem terecht feliciteren. Maar eerst vroeg ik om mijn aan huis gemankeerde bestelling. Hij bezorgde me het gevraagde op zijn gekende prima manier, met de nodige beleefdheidsformuleringen. Daarom nam ik hem zelfs even in vertrouwen, ik vertelde hem in het kort dat wij al weken geplaagd waren door gemiste leveringen ten gevolge van een kapotte deurbel waar de blokbeheerder niets aan wilde verhelpen. Ik vroeg hem gemoedelijk of er soms regels waren of een wetgeving om daar tegen in te gaan, welk mogelijk verweer kon hij ons eventueel aanbevelen vanuit zijn jarenlange ervaring bij de post? Mijn vraagstelling speelde zich eerder af op het intermenselijke contact dan dat ik daadwerkelijk een concreet beroep deed op zijn expertise als postbediende. Ik wou eigenlijk een beetje stoom aflaten bij iemand die ik voor de gelegenheid als een brave en integere vertrouwenspersoon voor me had. Niettemin met de stille hoop dat er (volgens hem) misschien toch een reglementaire manier was om enige druk te zetten op zo’n weigerachtige syndicus. Want ik was ook wel wat beschaamd voor de overlast die wij de postdienst willens nillens bezorgden.
Zijn antwoord klonk, nog met gestaalde glimlach, toch onverwacht bars: dat is uw persoonlijke verantwoordelijkheid meneer, daar kan de post niet in tussenkomen. Euh, excuseer meneer, sorry, maar zo bedoelde ik het niet, verweerde ik me. Ik probeerde hem duidelijk te maken dat ik mede een oplossing zocht voor zijn collega-postbodes, om te verhinderen dat zij tijd bleven verliezen met vruchteloos aan te bellen. Kon ik misschien via de wijkpolitie deze zaak sneller en strenger forceren, had hij in het verleden dergelijke starre situaties nog al meegemaakt, een tip of een hint misschien? Meneer, daar zijt gij zelf aansprakelijk voor, blafte hij nu al minder zacht.
Dat behoorde niet tot zijn bevoegdheidspakket, vernam ik vrank, in een lichte waas die mij deed duizelen van ongeloof over zulke uitbundige onbetrokkenheid.
Ik probeerde nog een laatste keer: maar als mens dan, meneer, wat denkt gij van zulke praktijken van nonchalance waardoor uw diensten ongevraagd nog meer werk krijgen?
Ik geloof dat ik hierbij heel hulpeloos heb gekeken, daar gingen (onverwacht) mijn geplande complimenten voor die man helemaal de mist in. Maar hij had het duidelijk gehad met mij, hier werd niet gefamiliariseerd, hij deed enkel maar zijn job en niets meer. Dat benadrukte hij nu zeer luid, zodanig dat andere klanten in het kantoor er verstoord van opkeken. Op mijn machteloze woorden: maar allee meneer, besloot hij ferm met: ge zult uw plan moeten leren trekken in zo’n geval, ik zit hier ook maar als de ambtenaar van dienst. Jawel, dacht ik in een reflex: als uiteindelijke eikel en dikke ambetanterik die het vertikt om als mens een eigen mening te hebben.
Help, riep ik zo stil mogelijk, ik ben er weggelopen.
Ik keerde me toch nog één keer om en wenste hem nog een prettige dag met als slot én als stof tot nadenken: “onverschilligheid regeert de wereld”. De professioneel perfecte en hypercorrecte bediende gnuifde en snoof nog eens, hij kroop rustig weer in zijn rol van excellent werkende robot. Vervangbaar binnenkort.
Zoals ik reeds zei tegen Nathaliefje, er zijn nog veel goeie mensen op de wereld. We zetten onze zoektocht onvermoeibaar verder.