Toen ik verbindingsofficier was bij de dienst Private Veiligheid van Binnenlandse Zaken moest ik vaak op controle gaan in de uitgaanswereld. Dan deden wij onze ronde in omzeggens gans Vlaanderen, beurtelings langs dancings, discotheken en fuiven, telkens om er de aanwezige bewakingsagenten en portiers te controleren. Tot in de late jaren ’90 waren er in die middens vaak zware afrekeningen, met zelfs dodelijke slachtoffers. De maffia hield er de touwtjes strak, perste uitbaters af en zette er zijn eigen mannetjes aan het werk, dat was geen lachspel.
Door nauwgezet toezicht en verstrengde wetgeving werd de sector gesaneerd.
Wij deelden onverbiddelijk boetes uit, trokken vergunningen in, er vielen loodzware sancties zoals sluiting van louche zaken. Willens nillens dienden we de boeman te spelen en dat was een goede zaak voor de veiligheid van het publiek. Occasioneel moesten we ook op controleronde in Brussel, daar waren een paar verdachte boîtes in de buurt van de Marollen, er werd zwaar gedeald en coke gesnoven, er zou ook een verdoken vorm van prostitutie geweest zijn met zeer jonge luxemodellen in donkere Vip-ruimtes. Dus werk aan de winkel, dacht ik toen wij op een herfstige zaterdagavond van najaar 2008 op stap gingen. Ik was vergezeld van mijn Franstalige collega Marcel, onze gids was Romain, een commissaris van de Brusselse politie. Wij gingen strategisch postvatten op de eerste verdieping van een kleuterschool, pal tegenover een roemruchte zaak waar in die tijd de fine fleur van de zware jongens en meisjes samenkwamen om te hoeren en te boeren. Volgens Romain was dat schooltje de beste uitkijkpost, we konden dan binnenvallen als de voornaamste maffiosi hun opwachting hadden gemaakt. Spannend toch.

Maar meteen stelde zich een probleem. Wij stonden voor een gesloten schoolpoort. Romain had de nodige contacten gelegd met de verantwoordelijke juf om de reserve-sleutels te bekomen. Euh, die zaten nu precies in zijn ander broek, en die broek was thuis, bij zijn vrouw, of bij zijn collega Vera, dat wist hij zo goed niet meer. Bel hen dan, zei ik, nee dat kon hij niet, om een niet duidelijke reden. Het kwam er op neer dat geen van beiden mocht gestoord worden omdat de ene dan zou denken dat de andere meende dat hij op de verkeerde plek uit de broek was gegaan, of omgekeerd. Een ingewikkelde driehoekskwestie, vooral een taboe voor Romain, die op drie maanden van zijn pensioen was, wat hij verschrikkelijk vond, want wat dan met Vera? De domweg misgelopen controle – onprofessioneler kon echt niet –  leek het minste van zijn zorgen.
Daar stonden wij dan, ik was voor niks van Leuven gekomen, mijn Franstalige maat kwam van Waver. Romain reageerde laconiek: volg mij, we maken een toerke door Brussel en daarna gaan we een koffie drinken op het commissariaat. Het was allemaal nogal ondeontologisch, maar wij werden op snelheid gepakt door deze oude rat. Wij wandelden door de pittoreske Beenhouwersstraat en zagen er de folkloristische restaurantjes. Allemaal nep, zei Romain, dat wordt hier uitgebaat door gangsters. Wij lachten daarmee op dat moment. Geen maand later vond er een massale schietpartij plaats, twee clans tegen mekaar, balans: drie zwaargewonden en één dode. Vervolgens liepen wij over de Grote Markt, met overal die chique chocoladewinkels, typisch Belgisch, daar mochten we fier op zijn. Hola, corrigeerde Romain, dat is al lang overgenomen door de Chinezen. De façade is nog tricolore, maar het geld is geel gespleten. Ontnuchterend toch, die koffie was ondertussen welkom.

Op het commissariaat werd Romain op een (aparte) hartelijke manier onthaald, ik nam een mengsel van lacherigheid en zelfs sarcasme waar. Zijn collega’s maakten toespelingen op zijn listige streken, was hij er weer eens in geslaagd om onder een misschien te lastige opdracht uit te komen? Er ging me stillekes een lichtje op, had hij ons opgelicht, was die vergeten sleutel een bewuste keuze geweest om geen gevaarlijke controle te moeten uitvoeren? Romain deed alsof hij de stekelige toespelingen niet snapte, hij was tenslotte commissaris, zijn loopbaan zat er bovendien op, wie deed hem wat? Hij slurpte zijn koffie leeg en nam afscheid van ons, zonder het minste excuus dat wij door zijn nonchalance (of zelfs opzet) voor niks naar Brussel waren gekomen, hij ging nog eens alleen de stad in. Een andere commissaris riep hem nog vrank na: Romain, de groetjes aan de hoeren in de Aarschotstraat, het ganse kantoor barstte in lachen uit. Romain haalde eens zijn schouders op, natuurlijk trok hij naar de rosse buurt, dat had hij ons eerder op de avond al toevertrouwd, elke patrouille of opdracht in Brussel besloot hij met een bezoek aan de hoofdstedelijke prostituees. Ik kom daar altijd van alles te weten, klonk het als reden. Tja. Zo’n nachtje stappen van omstreeks 20 uur tot 6 uur bracht Romain ongeveer 200 euro op voor weekendprestaties. Bij benadering de prijs voor wat exclusieve seksverwennerij, schatte ik. Indien hij al diende te betalen…

Eén van de gasten met wacht op het hoofdkantoor die bij uitstek de draak stak met Romain was commissaris Ahmed, een man van Noord-Afrikaanse origine. Mijn collega Marcel kende hem nog van op een vorig werk. Terwijl wij terugliepen naar onze wagen wegens (het onvoorziene) einde van de dienst, vertelde Marcel mij het volgende aangaande Ahmed. Hij was indertijd de enige commissaris van Marokkaanse origine bij Politie Brussel, hij sprak even vlekkeloos Frans als Arabisch en bezat een groot netwerk binnen de Maghrebijnse gemeenschap. Ahmed was zowel bij de politie als bij het parket het exclusieve aanspreekpunt voor dossiers waarbij mensen van islamitische origine betrokken waren. Eigenlijk bezat hij een machtspositie, niemand kon om hem heen in aangebrande zaken waarbij leden van de moslimgemeenschap voorkwamen.
Dat had Ahmed perfect door, concreet wilde dat zeggen dat hij had besloten om zijn eigen baas te worden. Hij kwam en ging naar het werk wanneer het hem zinde, hij bepaalde zelf de volgorde van zijn onderzoeken, sommige zaken behandelde hij bewust niet. De hoofdcommissaris en de procureur beten er hun tanden op stuk, Ahmed bougeerde niet, hij volgde enkel zijn eigen wispelturige impulsen. Soms loste hij iets op, meestal leek het enkel pro forma, meerdere keren stak hij geen poot uit en ontving hij naar believen zijn vele liefjes, die zogezegd op de rooster moesten worden gelegd in zijn bureau, ne pas déranger svp/niet storen aub, hing er dan op zijn deur. Mijn oren begonnen te tuiten van zulk verhalen, Marcel vertelde nog meer, maar dat behoort misschien tot het  beroepsgeheim, alhoewel, ik twijfel daaraan: staan morele regels en ethische codes niet boven zwijgplicht bij de politie (als sommigen zich daar als een zwijnenbende gedragen)?

Opeens begreep ik waarom mijn oud-collega Pol zich zo had gehaast om bij Politie Brussel  te gaan dienst doen. Hij was een 50-jarige hoofdinspecteur en had totaal geen ervaring met gerechtelijk werk. Gedurende maanden had hij zich te pletter geblokt op strafrecht en reglementeringen omtrent interventies en proces-verbalen. Tot zijn grote opluchting slaagde hij er in om postoverste te worden bij de politie in de hoofdstad. Dat was bijna een even groot geluk voor hem als zijn recente huwelijk met een blonde schone van 30 jaar. Niet onbelangrijk detail, die vrouw was inspecteur bij de politie van… Brussel. Ze was al meteen belaagd geweest door genereuze oversten die haar overstelpten met goeie raad. Hun deur stond altijd open en ze mocht wanneer ze maar wilde mee op patrouille. Het waren vooral commissarissen die zich uitsloofden, Romain en Ahmed op kop. Daar kwam Pol, de splinternieuwe en pientere postoverste, lekker zijn eigen stokje voor steken. Zijn mooie echtgenote genoot zijn exclusieve bescherming op hun gezamenlijk werk. Pol liet ze daar allemaal een poepje ruiken, hier wordt niet gepoept met haar, zei hij.

Het lijkt op fantasie of een soap, maar het viel allemaal voor in de realiteit, de politie als de liefste vriend, maar niet van iedereen.